ECLI:NL:CBB:2011:BU5645
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- E.R. Eggeraat
- M. van Duuren
- G.P. Kleijn
- Rechtspraak.nl
Besmetting van geitenhouderij door Q-koortsvaccin en de rechtmatigheid van de besmetverklaring
In deze zaak, uitgesproken op 27 oktober 2011 door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, hebben appellanten A en B, vertegenwoordigd door mr. R.A.M. Verkoijen, beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Dit besluit, genomen op 23 augustus 2010, verklaarde het bezwaar van appellanten tegen een eerdere besmetverklaring van hun bedrijf ongegrond. De besmetverklaring was gebaseerd op een besluit van 10 februari 2010, waarin het bedrijf van appellanten als besmet werd aangemerkt. Appellanten stelden dat de besmetting was ontstaan door het gebruik van een vaccin dat door verweerder was voorgeschreven, en dat dit vaccin besmet was.
De procedure begon met de indiening van het beroep op 30 september 2010, gevolgd door de indiening van de gronden van het beroep op 15 oktober 2010. Verweerder diende op 8 december 2010 een verweerschrift in. Tijdens de zitting op 1 september 2010 waren appellanten afwezig, terwijl verweerder vertegenwoordigd was door mr. R. Duisterhof en dr. C.J.M. Bruschke, een veterinair deskundige.
Het College heeft de argumenten van appellanten beoordeeld, waarbij het zich baseerde op de resultaten van onderzoeken naar het Q-koortsvaccin, uitgevoerd door het Friedrich-Loeffler-Institut en het Centraal Veterinair Instituut. Deze onderzoeken toonden aan dat er geen levende bacteriën van Coxiella Burnetii, de veroorzaker van Q-koorts, in het vaccin waren aangetroffen. Het College concludeerde dat de stelling van appellanten over de besmetting door het vaccin niet kon worden weerlegd, en dat er geen nieuwe argumenten waren aangevoerd in beroep. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.