ECLI:NL:CBB:2011:BU3153

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
21 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1271
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van de Staatssecretaris inzake GLB-inkomenssteun en wijziging van percelen

In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, dat betrekking heeft op de vaststelling van de bedrijfstoeslag voor het jaar 2007 op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. Appellant had op 24 september 2009 beroep aangetekend tegen een eerder besluit van 13 augustus 2009, waarin zijn bezwaar tegen een besluit van 2 september 2008 werd afgewezen. Dit laatste besluit had de bedrijfstoeslag van appellant vastgesteld op € 0,00, omdat de afgekeurde oppervlakte groter was dan 50% van de goedgekeurde oppervlakte. De procedure omvatte een zitting op 18 maart 2011, waar beide partijen hun standpunten toelichtten.

De beoordeling van het College richtte zich op de vraag of de wijzigingen in de verzamelaanvraag van appellant na de uiterste datum voor indiening konden worden aanvaard. Het College concludeerde dat de wijzigingen, die appellant op 14 juni 2007 had doorgegeven, niet meer konden worden geaccepteerd op basis van de geldende Europese verordening. Appellant had aangevoerd dat hij door weersomstandigheden pas later in staat was om zijn percelen in te zaaien en dat hij tijdig had gemeld dat hij de grond in gebruik had genomen. Het College oordeelde echter dat de door appellant aangevoerde omstandigheden geen aanleiding gaven om af te wijken van de regels omtrent de indiening van wijzigingen.

Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. W.E. Doolaard, met mr. C.M. Leliveld als griffier, op 21 september 2011.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 09/1271 21 september 2011
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigde: mr. drs. M.G. Fikken, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 24 september 2009, bij het College binnengekomen op 25 september 2009, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 13 augustus 2009.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen een besluit van 2 september 2008, waarbij verweerder de bedrijfstoeslag van appellant voor het jaar 2007 heeft vastgesteld op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (hierna: de Regeling).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. Nadien heeft verweerder een nader stuk ingediend.
Op 18 maart 2011 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen hun standpunten nader hebben toegelicht.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers luidde, voor zover en ten tijde van belang als volgt:
" Artikel 15 - Wijzigingen van de verzamelaanvragen
1. Na de uiterste datum voor de indiening van de verzamelaanvraag mogen individuele percelen landbouwgrond die eventueel gepaard gaan met de overeenkomstige toeslagrechten en die nog niet in de verzamelaanvraag
zijn aangegeven voor welke van de oppervlaktegebonden steunregelingen ook, aan de verzamelaanvraag worden toegevoegd mits de in de betrokken steunregelingen gestelde eisen in acht worden genomen.
Voor individuele percelen landbouwgrond of toeslagrechten die reeds in de verzamelaanvraag zijn aangegeven, mogen onder dezelfde voorwaarden wijzigingen met betrekking tot het grondgebruik of de steunregeling worden aangebracht.
(...)
2. Onverminderd (...) worden overeenkomstig lid 1 van het onderhavige artikel aangebrachte wijzigingen schriftelijk aan de bevoegde autoriteit meegedeeld uiterlijk op 31 mei van het betrokken kalenderjaar (...).
Artikel 21 - Te late indiening
1. (…)
Bij een termijnoverschrijding van meer dan 25 kalenderdagen wordt de aanvraag afgewezen.
2. (…)
Wijzigingen van een verzamelaanvraag worden slechts aanvaard tot en met de in lid 1, derde alinea, bedoelde uiterste datum voor te late indiening van de verzamelaanvraag. (…) "
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Met de op 10 mei 2007 door verweerder ontvangen Gecombineerde opgave 2007 heeft appellant voor het jaar 2007 de uitbetaling van 4,72 toeslagrechten aangevraagd en daarvoor de percelen met volgnummers 1 en 6 met een oppervlakte van respectievelijk 2.47 en 2.59 ha opgegeven.
- Op 14 juni 2007 heeft appellant nogmaals een Gecombineerde opgave 2007 ingediend waarbij hij de percelen 51, 52, 54 en 72 heeft opgegeven voor de uitbetaling van zijn toeslagrechten. Perceel 6 uit de op 10 mei ingediende opgave is hierin vernummerd tot de percelen 51 en 52 en een gedeelte van perceel 1 tot perceel 72. Tevens zijn delen van percelen toegevoegd aan zijn eerdere opgave.
- Bij besluit van 2 september 2008 heeft verweerder het nettobedrag van de bedrijfstoeslag voor 2007 vastgesteld op
€ 0,00 en appellant uitgesloten van steun voor een bedrag van € 1080,78, dat in mindering gebracht zal worden op eventueel toe te kennen steun voor de premiejaren 2008, 2009 en 2010, omdat de afgekeurde oppervlakte groter is dan 50% van de goedgekeurde oppervlakte.
2.3 Bij het bestreden besluit heeft verweerder appellants bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en daartoe, samengevat, overwogen dat wijzigingen van de verzamelaanvraag na 11 juni 2007 niet worden aanvaard, tenzij sprake is van een kennelijke fout in de zin van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004. Hiervan is echter geen sprake. Dat appellant als gevolg van de droogte in de periode van april tot half mei pas na het indienen van zijn aanvraag het laatste deel van zijn percelen kon inzaaien en beplanten, en pas op dat moment de exact op te geven oppervlakte kende en kon opgeven aan verweerder, kan geen reden zijn voor een geslaagd beroep op overmacht. Niet gebleken is voorts dat het aantal geconstateerde hectaren onjuist is. Wel laat verweerder op grond van artikel 68, tweede lid van Verordening (EG) nr. 796/2004 de opgelegde sanctie en de uitsluiting van premie vervallen en kent hij appellant alsnog € 1.445,82 bedrijfstoeslag toe.
Ter zitting heeft verweerder hieraan toegevoegd dat de door appellant aangehaalde informatie op de website van verweerder betrekking heeft op wijzigingen in de perceelsregistratie ten behoeve van de landbouwtelling, en niet op wijzigingen ten behoeve van de aanvraag om bedrijfstoeslag. De ingebruikneming van grond zou slechts door nieuwe gebruikers behoeven te worden gemeld en de website is inmiddels ook in die zin aangepast.
2.4 Appellant heeft, samengevat, aangevoerd dat hij een deel van zijn grond door de weersituatie pas rond 24 mei heeft kunnen inzaaien en hiermee in gebruik heeft kunnen nemen. De ingebruikneming van de betreffende percelen heeft hij echter tijdig aan verweerder doorgegeven door middel van het tweede formulier Gecombineerde opgave.
Gelet op de door verweerder verschafte informatie op zijn website, onder het kopje “5 meest gestelde vragen” dient een wijziging in de perceelsregistratie aan verweerder te worden doorgegeven binnen 30 dagen na het in gebruik nemen van grond, en hieraan heeft appellant met zijn opgave op 14 juni voldaan. Dat de wijzigingen tijdig zijn gemeld blijkt volgens appellant eveneens uit artikel 15 van Verordening (EG) nr. 796/2004.
2.5.1 Het College overweegt dat de betreffende wijzigingen in appellants aanvraag gelet op de artikelen 15, eerste en tweede lid, en 21, eerste en tweede lid van Verordening (EG) nr. 796/2004 - behoudens uitzonderingen waarvan hier niet is gebleken - op 14 juni 2007 niet meer konden worden aanvaard.
2.5.2 Het College stelt voorts vast dat niet in geding is dat in de door appellant genoemde tekst op verweerders website ten tijde van belang het volgende was vermeld:
" 5 meest gestelde vragen
Wat zijn de voordelen van het doorgeven van wijzigingen in mijn perceelsregistratie via internet?
Met Online Percelen kunt u uw eigen gegevens raadplegen. Het doorgeven van een wijziging via internet is sneller dan via papier. U hoeft niet eerst een bedrijfskaart aan te vragen. U kunt de wijziging meteen intekenen en opsturen. (…)
Wanneer moet ik een wijziging doorgeven?
Als u tussen 15 mei en 1 november grond in gebruik neemt, moet u deze wijziging binnen 30 dagen doorgeven. Wijzigingen na 1 november hoeft u niet apart door te geven. Deze wijziging kunt u opgeven bij de Gecombineerde opgave. "
Appellant heeft uit die tekst begrepen, dat hij ingebruikneming van grond tussen 15 mei en 1 november binnen 30 dagen moest doorgeven. Nu hij zich aan die termijn gehouden heeft, doordat hij het op 23 tot en met 26 mei 2007 inzaaien van de grond volgens een gewijzigd teeltplan binnen 30 dagen nadien gemeld heeft, kan verweerder hem naar zijn mening niet tegenwerpen dat hij de uiterste datum van 11 juni 2007 overschreden heeft.
Hoewel de term ‘ingebruikneming’ op zichzelf ook de door appellant daaraan toegekende betekenis zou kunnen hebben, ziet het College geen grond om aan te nemen dat verweerders antwoord de oorzaak is geweest van het bij appellant ontstane misverstand.
Bij aandachtige lezing van de aan landbouwers in verband met de invulling van de Gecombineerde opgave beschikbaar gestelde informatie kan de conclusie slechts zijn dat die betekenis hier niet aan de orde is.
Verweerder hanteert de terminologie ‘in gebruik genomen’ uitsluitend voor de situatie dat grond in gebruik genomen wordt die voorheen niet tot het bedrijf van de landbouwer behoorde, en dus niet voor de hier aan de orde zijnde situatie dat grond, die reeds tot het bedrijf behoorde of waarvan reeds met de Gecombineerde opgave ingebruikneming gemeld was, op een bepaalde datum wordt ingezaaid.
In de ‘Toelichting bij invullen formulieren gecombineerde opgave 2007’ heeft verweerder bij het vakje ‘In gebruik genomen’ de volgende toelichting opgenomen:
“In gebruik genomen van een ander?
Heeft u het gewasperceel in gebruik genomen van iemand anders en dit nog niet gemeld bij Dienst Regelingen? Kruis dan dit hokje aan. Vul ook de datum in waarop u het in gebruik genomen heeft (bij overgangsdatum) Heeft u het al gemeld bij Dienst Regelingen, dan vult u niets in. Uw wijziging wordt verwerkt.”
Gelet op een en ander had voor appellant dus voldoende helder moeten zijn dat een wijzging van de teelt op de door hem opgegeven percelen niet als een wijziging in het gebruik in de zin van het hierboven weergegeven antwoord op de meestgestelde vragen beschouwd kon worden.
2.5.3 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is.
Het College ziet geen aanleiding om appellant een vergoeding van proceskosten toe te kennen.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard in tegenwoordigheid van mr. C.M. Leliveld als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 september 2011.
w.g. W.E. Doolaard w.g. C.M. Leliveld