2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Met de op 10 mei 2007 door verweerder ontvangen Gecombineerde opgave 2007 heeft appellant voor het jaar 2007 de uitbetaling van 4,72 toeslagrechten aangevraagd en daarvoor de percelen met volgnummers 1 en 6 met een oppervlakte van respectievelijk 2.47 en 2.59 ha opgegeven.
- Op 14 juni 2007 heeft appellant nogmaals een Gecombineerde opgave 2007 ingediend waarbij hij de percelen 51, 52, 54 en 72 heeft opgegeven voor de uitbetaling van zijn toeslagrechten. Perceel 6 uit de op 10 mei ingediende opgave is hierin vernummerd tot de percelen 51 en 52 en een gedeelte van perceel 1 tot perceel 72. Tevens zijn delen van percelen toegevoegd aan zijn eerdere opgave.
- Bij besluit van 2 september 2008 heeft verweerder het nettobedrag van de bedrijfstoeslag voor 2007 vastgesteld op
€ 0,00 en appellant uitgesloten van steun voor een bedrag van € 1080,78, dat in mindering gebracht zal worden op eventueel toe te kennen steun voor de premiejaren 2008, 2009 en 2010, omdat de afgekeurde oppervlakte groter is dan 50% van de goedgekeurde oppervlakte.
2.3 Bij het bestreden besluit heeft verweerder appellants bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en daartoe, samengevat, overwogen dat wijzigingen van de verzamelaanvraag na 11 juni 2007 niet worden aanvaard, tenzij sprake is van een kennelijke fout in de zin van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004. Hiervan is echter geen sprake. Dat appellant als gevolg van de droogte in de periode van april tot half mei pas na het indienen van zijn aanvraag het laatste deel van zijn percelen kon inzaaien en beplanten, en pas op dat moment de exact op te geven oppervlakte kende en kon opgeven aan verweerder, kan geen reden zijn voor een geslaagd beroep op overmacht. Niet gebleken is voorts dat het aantal geconstateerde hectaren onjuist is. Wel laat verweerder op grond van artikel 68, tweede lid van Verordening (EG) nr. 796/2004 de opgelegde sanctie en de uitsluiting van premie vervallen en kent hij appellant alsnog € 1.445,82 bedrijfstoeslag toe.
Ter zitting heeft verweerder hieraan toegevoegd dat de door appellant aangehaalde informatie op de website van verweerder betrekking heeft op wijzigingen in de perceelsregistratie ten behoeve van de landbouwtelling, en niet op wijzigingen ten behoeve van de aanvraag om bedrijfstoeslag. De ingebruikneming van grond zou slechts door nieuwe gebruikers behoeven te worden gemeld en de website is inmiddels ook in die zin aangepast.
2.4 Appellant heeft, samengevat, aangevoerd dat hij een deel van zijn grond door de weersituatie pas rond 24 mei heeft kunnen inzaaien en hiermee in gebruik heeft kunnen nemen. De ingebruikneming van de betreffende percelen heeft hij echter tijdig aan verweerder doorgegeven door middel van het tweede formulier Gecombineerde opgave.
Gelet op de door verweerder verschafte informatie op zijn website, onder het kopje “5 meest gestelde vragen” dient een wijziging in de perceelsregistratie aan verweerder te worden doorgegeven binnen 30 dagen na het in gebruik nemen van grond, en hieraan heeft appellant met zijn opgave op 14 juni voldaan. Dat de wijzigingen tijdig zijn gemeld blijkt volgens appellant eveneens uit artikel 15 van Verordening (EG) nr. 796/2004.
2.5.1 Het College overweegt dat de betreffende wijzigingen in appellants aanvraag gelet op de artikelen 15, eerste en tweede lid, en 21, eerste en tweede lid van Verordening (EG) nr. 796/2004 - behoudens uitzonderingen waarvan hier niet is gebleken - op 14 juni 2007 niet meer konden worden aanvaard.
2.5.2 Het College stelt voorts vast dat niet in geding is dat in de door appellant genoemde tekst op verweerders website ten tijde van belang het volgende was vermeld: