ECLI:NL:CBB:2011:BQ6189

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/662
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijke fout bij GLB inkomenssteun aanvraag en oppervlaktecorrectie

In deze zaak heeft de Maatschap A en B, appellante, beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Appellante had op 5 juli 2010 beroep aangetekend tegen het besluit van 25 mei 2010, waarin de bezwaren van appellante tegen een eerder besluit van 3 februari 2010 ongegrond werden verklaard. Dit laatste besluit betrof de toekenning van een voorschot op de bedrijfstoeslag op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. De kern van het geschil was de oppervlakte van perceel 4, dat door appellante was opgegeven als 16.18 hectare, terwijl het perceel op de bedrijfskaart slechts 13.63 hectare was ingetekend.

Tijdens de zitting op 8 april 2011 werd duidelijk dat appellante de oppervlakte van perceel 4 had opgegeven zonder de juiste gegevens van de bedrijfskaart te controleren. De rechtbank oordeelde dat appellante verantwoordelijk was voor de juiste intekening van haar percelen en dat het verschil tussen de opgegeven en geconstateerde oppervlakte niet zo groot was dat verweerder dit als een kennelijke fout kon beschouwen. De rechtbank stelde vast dat de Europese Commissie richtlijnen had gegeven over wat als een kennelijke fout kan worden aangemerkt, en dat in dit geval niet voldaan was aan die criteria.

De rechtbank concludeerde dat de oppervlaktecorrectie door verweerder terecht was uitgevoerd op basis van de geconstateerde oppervlakte, en dat appellante niet kon aantonen dat er sprake was van een kennelijke fout. De beroepsgronden van appellante werden verworpen, en het College verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. R.C. Stam, in tegenwoordigheid van mr. E. van Kerkhoven als griffier, op 20 mei 2011.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 10/662 20 mei 2011
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
Maatschap A en B, te C, appellante,
gemachtigde: ing. P.H.M. Alberti, werkzaam bij Arvalis Adviseurs te Gulpen,
tegen
de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigde: mr. J.H. Klomp, werkzaam bij Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellante heeft op 5 juli 2010 beroep ingesteld tegen verweerders besluit van 25 mei 2010, waarbij verweerder de bezwaren van appellante tegen het besluit van 3 februari 2010 ongegrond heeft verklaard. Met dat laatste besluit heeft verweerder appellante een voorschot op de bedrijfstoeslag op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (hierna: Regeling) toegekend.
Bij brief van 17 augustus 2010 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Op 8 april 2011 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij namens partijen hun gemachtigden zijn verschenen.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Artikel 12 van Verordening (EG) nr. 796/2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (hierna te noemen: Verordening (EG) nr. 796/2004) luidt, voor zover en ten tijde van belang als volgt:
" 1. De verzamelaanvraag moet alle gegevens bevatten die nodig zijn om te bepalen of aanspraak op de steun kan worden gemaakt, en met name: (…)
d) de voor de identificatie van alle percelen landbouwgrond van het bedrijf benodigde gegevens, de oppervlakte van deze percelen, (..) de ligging ervan (..)
3.Ten behoeve van de identificatie van alle percelen landbouwgrond op het bedrijf (..) wordt op de (..) aan de landbouwers verstrekte voorbedrukte formulieren melding gemaakt van de oppervlakte per referentieperceel die maximaal voor steun in het kader van de bedrijfstoeslagregeling in aanmerking komt. Voorts worden op het grafische materiaal dat (..) aan de landbouwer wordt bezorgd, de grenzen en de unieke identificatie van de referentiepercelen aangegeven en geeft de landbouwer daarop de ligging van elk perceel landbouwgrond aan. Bij de indiening van het aanvraagformulier corrigeert de landbouwer bovendien het voorbedrukte formulier indien zich wijzigingen hebben voorgedaan. (…) "
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellante heeft met het formulier "Gecombineerde opgave 2009" om uitbetaling van haar toeslagrechten verzocht en hiervoor onder meer perceel 4 voor een oppervlakte van 16.18 ha opgegeven, terwijl het perceel op de bedrijfskaart kleiner (namelijk 13.63 ha) was ingetekend.
- Bij het besluit van 3 februari 2010 heeft verweerder het voorschot bedrijfstoeslag 2009 vastgesteld en daarbij voor perceel 4 een kleinere oppervlakte geconstateerd dan door appellante was opgegeven.
- Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 19 februari 2010 bezwaar gemaakt.
3. Het bestreden besluit
3.1 Voor de bedrijfstoeslag komt de geconstateerde oppervlakte in aanmerking, dat wil zeggen de oppervlakte waarvoor aan alle voor de toekenning van de steun gestelde voorwaarden is voldaan. Als de opgegeven oppervlakte groter is dan de geconstateerde oppervlakte, wordt de betrokken steun berekend op basis van de geconstateerde oppervlakte. Appellante heeft vijf percelen met een totale oppervlakte van 29 hectare opgegeven. Bij een administratieve controle is er ten aanzien van perceel 4 een overschrijding in oppervlakte geconstateerd.
3.2 Het is de verantwoordelijkheid van appellante om elk perceel op juiste wijze in te tekenen op de bedrijfskaart. Het feit dat een perceel landbouwgrond niet staat voorbedrukt op de bedrijfskaart bij de gecombineerde opgave 2009 ontslaat appellante niet van haar verplichting om elk perceel landbouwgrond op de juiste wijze en conform haar bedoeling in te tekenen op de bedrijfskaart en deze te corrigeren indien zich wijzigingen hebben voorgedaan of indien de in het voorbedrukte formulier opgenomen gegevens onjuist zijn. Van appellante mag worden verwacht dat zij zelf de exacte ligging en grootte van elk van haar percelen kent; hiervoor is zij niet afhankelijk van verweerder. Aangezien de door appellante opgegeven oppervlakte groter is dan de geconstateerde oppervlakte en dat verschil meer dan 3%, maar niet meer dan 20% van de geconstateerde oppervlakte bedraagt, namelijk 9,64%, is het voorschot terecht berekend op basis van de geconstateerde oppervlakte verminderd met tweemaal het vastgestelde verschil.
4. Het standpunt van appellante
4.1 In 2008 heeft appellante perceel 4 opgegeven middels 2 gewaspercelen nummers 4 en 5 van respectievelijk 13.58 en 2.50 hectare. In 2009 heeft appellante het gehele perceel opgegeven met volgnummer 4 en een oppervlakte van 16.18 hectare; zij heeft geen wijzigingen aangebracht op de bedrijfskaart omdat zij veronderstelde dat de voorbedrukte perceelgrenzen juist waren. Dat een deel van het perceel (namelijk het met volgnummer 5 in 2008 opgegeven deel) niet was voorbedrukt op de bedrijfskaart 2009, is aan de aandacht van appellante ontsnapt. De door appellante ingetekende oppervlakte wijkt 16% af van de door haar opgegeven oppervlakte en het deel dat buiten de intekening valt, is door geen andere gebruiker opgegeven en heeft in het verleden jaarlijks deel uitgemaakt van de beteelde en aangevraagde oppervlakte. Om die reden geeft de intekening geen goed beeld van hetgeen appellante beoogde aan te vragen; haar bedoeling was om het gehele perceel op te geven. Er is sprake van een kennelijke fout wegens een gebrek aan samenhang tussen de bedrijfskaart en het overzicht gewaspercelen bij de gecombineerde opgave 2009.
4.2 De gemachtigde van appellante heeft eind november 2009 het overzicht perceelsregister geraadpleegd en is tot de conclusie gekomen dat de oppervlakte van perceel 4 is verkleind tot 13.63 hectare. Op 25 november 2009 heeft appellante aan verweerder aangegeven dat de correctie het gevolg is van een intekenfout op de bedrijfskaart en het overzicht perceelsregistratie: aan de oostzijde van het perceel is een gedeelte dat blijkens de luchtfoto wel tot de beteelde oppervlakte behoort, niet ingetekend. Verweerder heeft hierop gereageerd met de mededeling dat deze constatering terecht was en dat de perceelsoppervlakte en intekening gecorrigeerd zou worden. Uit het overzicht perceelsregistratie van 8 januari 2010 blijkt dat verweerder de perceelsoppervlakte en intekening heeft vastgesteld op 16.20 hectare per 15 mei 2009.
4.3 Appellante heeft tevens aangevoerd dat verweerder gehouden was tot een fysieke veldinspectie. Na een administratieve controle (teledetectie) heeft verweerder immers een oppervlakte geconstateerd van 13.63 hectare. Conform artikel 35, tweede lid, van de Verordening had verweerder een fysieke controle moeten houden.
5. De beoordeling van het geschil
5.1.1 De Europese Commissie heeft met betrekking tot de vraag wanneer sprake is van een kennelijke fout een Werkdocument uitgebracht. Verweerder hanteert dit document bij de beoordeling van verzoeken om na de uiterste indieningstermijn nog wijzigingen in een aanvraag te mogen aanbrengen. In vaste rechtspraak heeft het College deze benadering aanvaardbaar geoordeeld.
5.1.2 Het College heeft het Werkdocument eerder zo uitgelegd en samengevat, dat van een kennelijke fout als regel alleen kan worden gesproken indien verweerder bij een summier onderzoek bij ontvangst van de aanvraag had kunnen vaststellen dat de aanvraag waarschijnlijk geen goede weergave was van hetgeen de aanvrager beoogde aan te vragen.
5.1.3 Verweerder heeft op basis van het Werkdocument voor zichzelf als criterium geformuleerd dat slechts dan een kennelijke fout erkend kan worden, als sprake is van een tegenstrijdigheid in de aanvraag die wijst op een vergissing, terwijl het redelijkerwijs uitgesloten is dat de aanvraag conform de bedoeling van de aanvrager is ingevuld.
5.1.4 Ter beantwoording ligt dan de vraag voor of het voor 16.18 ha opgeven van perceel 4 en het op de bedrijfskaart intekenen daarvan voor 13.63 ha een kennelijke fout oplevert, waarvan artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004 te allen tijde correctie toestaat. Naar het oordeel van het College is het verschil tussen de ingetekende en de opgegeven oppervlakte niet zo buitensporig dat verweerder bij de beoordeling van de aanvraag in een oogopslag kon zien dat sprake was van een tegenstrijdige ingevulde aanvraag. Dat betekent dat niet kan worden staande gehouden dat met een summier onderzoek na ontvangst van de aanvraag kon worden vastgesteld dat de aanvraag blijkbaar geen goede weergave was van hetgeen appellante beoogde, zodat geen sprake is van een kennelijke fout. Daaraan doet niet af dat appellante bij de opgave in het voorafgaande jaar de 16.18 ha opgegeven grond als twee percelen had opgegeven.
5.2 De reden voor de oppervlaktecorrectie is dat het computersysteem een zogenoemde K-10-fout gaf, wat betekent dat de opgegeven oppervlakte geheel buiten of op een vervallen pipo-perceel (perceelsidentificatie en productieomvang) ligt en de opgegeven oppervlakte groter is dan de berekende oppervlakte van het gewasperceel. Toen heeft verweerder digitaal de oppervlakte herberekend. De oppervlakte van perceel 4 is daarmee, anders dan appellante meent, niet vastgesteld door teledetectie, maar door administratieve controle en zodoende ontbreekt voor verweerder een verplichting tot fysieke veldinspectie.
5.3 De beroepsgronden falen.
5.4 Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. R.C. Stam, in tegenwoordigheid van mr. E. van Kerkhoven als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2011.
w.g. R.C. Stam w.g. E. van Kerkhoven