ECLI:NL:CBB:2011:BQ5775

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/805
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Subsidieaanvraag voor vaccinatiekosten tegen bluetongue afgewezen door verweerder

In deze zaak heeft appellante, een maatschap bestaande uit A, B en C, beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Dit besluit, genomen op 29 april 2009, wees de subsidieaanvraag van appellante voor de vaccinatiekosten van runderen tegen bluetongue af. De aanvraag was ingediend op basis van een vaccinatieverklaring die door verweerder op 29 augustus 2008 was ontvangen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellante in de vaccinatieverklaring had aangegeven dat de runderen slechts eenmaal waren gevaccineerd, terwijl de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten vereiste dat runderen tweemaal moesten worden gevaccineerd om in aanmerking te komen voor subsidie.

Tijdens de zitting op 10 maart 2011 heeft appellante betoogd dat het ontbreken van een tweede vaccinatiedatum op de aanvraag een kennelijke fout was. Appellante stelde dat verweerder haar een herstelmogelijkheid had moeten bieden voordat de aanvraag definitief werd afgewezen. Verweerder daarentegen betoogde dat de vaccinatieverklaring automatisch werd verwerkt en dat wijzigingen na de beschikking niet mogelijk waren. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat appellante in bezwaar had aangetoond dat de runderen daadwerkelijk tweemaal waren gevaccineerd.

Het College oordeelde dat verweerder ten onrechte de subsidieaanvraag had afgewezen en dat de aanvraag op basis van de juiste gegevens had moeten worden herbeoordeeld. Het College heeft het bestreden besluit vernietigd, de subsidie vastgesteld op € 960,- en verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van subsidieaanvragen en de mogelijkheid tot herstel van fouten in de bezwaarfase.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 09/805 19 mei 2011
11218 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten
Uitspraak in de zaak van:
Maatschap A en B en C, te D, appellante,
gemachtigde: ir. S. Boonstra, adviseur bij LTO Noord Advies,
tegen
de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigde: mr. S.G.A. Peeters, werkzaam bij verweerder.
1. De procedure
Appellante heeft bij brief van 3 juni 2009, bij het College binnengekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 29 april 2009.
Bij dit besluit heeft verweerder de bezwaren van appellante, gericht tegen het besluit van 20 februari 2009 tot afwijzing van haar aanvraag voor een bijdrage in de vaccinatiekosten van runderen tegen bluetongue, ongegrond verklaard.
Bij brief van 30 juni 2009 heeft verweerder een verweerschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
Op 10 maart 2011 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij de gemachtigden van partijen zijn verschenen.
2. De grondslag van het geschil
2.1 De Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten (Stcrt. 2007, 237, nadien gewijzigd; hierna: Regeling) bepaalde, ten tijde en voor zover hier van belang:
"Artikel 3.1.4
(…)
2. Indien runderen op grond van deze regeling worden gevaccineerd, draagt de houder van de runderen ervoor zorg dat zijn dieren tweemaal worden gevaccineerd, waarbij de tweede vaccinatie minimaal drie weken nadat de eerste vaccinatie is verricht, wordt uitgevoerd.
Artikel 3.3.1
1. De Minister stelt op aanvraag een subsidie vast voor de kosten die door de houder van herkauwers of kameelachtigen zijn gemaakt voor het door een dierenarts overeenkomstig deze regeling laten vaccineren van zijn dieren tegen bluetongue.
2. De subsidie wordt niet verleend:
(…)
b. indien de houder niet heeft voldaan aan artikel 3.1.4, tweede lid, of artikel 3.3.2.
Artikel 3.3.2
1. De houder van de gevaccineerde herkauwers of kameelachtigen ondertekent de volledige en naar waarheid ingevulde door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verstrekte vaccinatieverklaring terstond na de laatste vaccinatie op zijn bedrijf en laat deze verklaring mede ondertekenen door de dierenarts die de dieren heeft gevaccineerd.
2. De houder van de gevaccineerde herkauwers of kameelachtigen vermeldt tenminste de volgende gegevens op de verklaring, bedoeld in het eerste lid:
(…)
e. de datum van de vaccinatie;
f. het aantal gevaccineerde dieren en de diersoort;
g. het totaal bedrag van de factuur van de dierenarts, die de dieren heeft gevaccineerd, exclusief BTW.
Artikel 3.3.5
1. De subsidie, bedoeld in artikel 3.3.1, eerste lid, bedraagt:
a. per gevaccineerd rund: € 4,00;
(...)
2. De in het eerste lid genoemde bedragen zijn exclusief BTW.
Artikel 3.3.6
Het subsidieplafond bedraagt € 12 miljoen."
In de toelichting bij de Regeling (Stcrt. 2008, 84) is over het doel opgemerkt:
"Deze regeling strekt ter uitvoering van het Nederlandse vaccinatieprogramma dat overeenkomstig richtlijn (EG) nr. 2000/75 van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitvoering van bluetongue (PbEG L 327) door de Europese Commissie is goedgekeurd. (…) Het doel van het vaccinatieprogramma is zoveel mogelijk herkauwers en kameelachtigen te vaccineren met het oog op het beperken van het aantal klinisch zieke dieren en het inperken van de geografische verspreiding van blauwtong. Een houder van deze dieren is niet verplicht de dieren te vaccineren, maar dit wordt gelet op het doel van het vaccinatieprogramma sterk aangeraden. Het vaccin wordt – zonder dat daar een vergoeding voor wordt gevraagd – vanuit het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verstrekt aan de praktiserende dierenartsen die de vaccinatie uitvoeren. Daarnaast komt de houder van overeenkomstig de onderhavige regeling gevaccineerde dieren onder voorwaarden in aanmerking voor subsidie voor de kosten van de toediening van het vaccin door een dierenarts."
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellante heeft met een vaccinatieverklaring, door verweerder ontvangen op 29 augustus 2008, subsidie aangevraagd voor een bijdrage in de kosten van vaccinatie tegen bluetongue van 240 runderen.
- Bij besluit van 20 februari 2009 heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat appellante op de vaccinatieverklaring heeft aangegeven dat de runderen eenmaal zijn gevaccineerd.
- Op 2 maart 2009 heeft appellante hiertegen bezwaar gemaakt.
- Op 24 april 2009 heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit en het nadere standpunt van verweerder
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van appellante tegen het besluit van 20 februari 2009 ongegrond verklaard. Op de vaccinatieverklaring heeft appellante ingevuld dat zij 240 runderen eenmaal heeft laten vaccineren en dat de kosten € 903,- bedroegen. Een ondertekende vaccinatieverklaring wordt geacht naar waarheid te zijn ingevuld. Ten tijde van de beoordeling van de ingevulde vaccinatieverklaring was er geen aanleiding om te twijfelen aan het feit dat de 240 runderen van appellante eenmaal zijn gevaccineerd. Het formulier was volledig ingevuld en door appellante en de dierenarts ondertekend. De omstandigheid dat appellante achteraf tot de conclusie is gekomen dat zij een tweede vaccinatiedatum is vergeten in te vullen, komt voor rekening en risico van appellante.
In het verweerschrift heeft verweerder daaraan toegevoegd dat de vaccinatieverklaring kan worden aangemerkt als een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De Regeling biedt volgens verweerder geen mogelijkheden om de aanvraag na de beschikking op de subsidieaanvraag te wijzigen. Een bestuursorgaan moet bij de behandeling uit kunnen gaan van de juistheid van de aangeleverde gegevens. Dit is van belang voor een snelle en doelmatige uitvoering van de Regeling. Slechts in geval van een kennelijke fout wijkt verweerder van bovenstaande lijn af.
Verweerder betwist dat sprake is van een kennelijke fout. In de invulinstructie bij de vaccinatieverklaring staat vermeld dat de vaccinatieverklaring automatisch verwerkt wordt, zodat appellante had kunnen weten dat de door appellante ingediende exportformulieren niet bij de beoordeling van de vaccinatieverklaring betrokken zouden worden. Uit de toelichting van de Regeling blijkt dat de verwerking van de exportformulieren plaatsvindt door Dienst Regelingen in Assen en de verwerking van de vaccinatieverklaringen plaatsvindt door Dienst Regelingen in Deventer, zodat het voor Dienst Regelingen te Deventer niet kenbaar was dat de door appellante ingevulde vaccinatieverklaring niet volledig was. Verweerder beschouwt het niet invullen van de tweede datum daarom niet als een kennelijke fout.
Voorts wijst verweerder in het verweerschrift op het onderdeel van de toelichting bij de vaccinatieverklaring waar staat vermeld dat runderen twee keer moeten worden gevaccineerd en dat ook het tweede vaccinatiebezoek moet worden ingevuld. Eventuele onduidelijkheid over de interpretatie van het begrip "de datum van de vaccinatie" heeft verweerder door deze opmerking weggenomen. Daarnaast merkt verweerder op dat in tegenstelling tot wat appellante veronderstelt, diverse malen subsidie is aangevraagd voor runderen die slechts éénmaal gevaccineerd zijn.
Daarnaast merkt verweerder op, naar aanleiding van een verwijzing van appellante naar een uitspraak van het College van 7 juni 2006, (AWB 05/443; < www.rechtspraak.nl >, LJN AX8376), dat de subsidieregeling niet gebaseerd is op Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen. Het werkdocument van de Europese Commissie met betrekking tot artikel 12 van deze verordening, kan volgens verweerder niet dienen als grondslag voor de invulling van het begrip "kennelijke fout".
4. Het standpunt van appellante
Appellante voert allereerst aan dat het ontbreken van een tweede vaccinatiedatum op het aanvraagformulier bluetongue-vaccinatieregeling een kennelijke fout is. Het abusievelijk niet vermelden van twee vaccinatiedata leidt automatisch tot een afwijzing doordat de vaccinatieverklaringen automatisch verwerkt worden. Een regelingsdeskundige ziet onmiddellijk dat sprake is van een foutief ingevulde aanvraag. Appellante betoogt dat verweerder haar, vanwege de inconsequente manier van invullen van de vaccinatieverklaring en de daarmee gepaard gaande tegenstrijdigheid, een herstelmogelijkheid had moeten bieden alvorens de aanvraag definitief af te doen.
Appellante voert daarnaast aan dat verweerder naar aanleiding van het ingediende bezwaar en de bijlagen in het kader van een integrale heroverweging zeker een kennelijke fout zou moeten hebben constateren. Het aanvraagformulier, in samenhang met de eveneens door de Dienst Regelingen verwerkte exportformulieren waar wel twee vaccinatiedata op staan vermeld en in samenhang met de factuur van de dierenarts, zou tot het inzicht moeten hebben leiden dat de vaccinatie-aanvraag kennelijk foutief was ingevuld. Verweerder had in de bezwaarfase alsnog een herstelmogelijkheid moeten bieden.
Appellante verwijst naar de hiervoor vermelde uitspraak van het College van 7 juni 2006, waarin het College benadrukt, dat het werkdocument van de Europese Commissie er niet toe strekt een bindende interpretatie van het begrip “kennelijke fout” in artikel 12 van de Verordening (EG) nr. 2419/2001 te bieden, doch slechts voorbeelden noemt van situaties die daaronder zouden kunnen vallen. Voorop blijft staan dat er sprake moet zijn van een beoordeling per geval, waarbij alle omstandigheden van dat geval in aanmerking genomen moeten worden.
Voorts voert appellante aan dat artikel 3.3.2, tweede lid, onder e, van de Regeling, vereist dat de vaccinatieverklaring de datum van de vaccinatie vermeldt. Appellante merkt op dat het woord "datum" in enkelvoud is aangegeven, waardoor de indruk wordt gewekt dat het vermelden van een enkele datum van vaccinatie voldoende is. Appellante merkt daarnaast op dat op het aanvraagformulier "vaccinatie" in enkelvoud is weergegeven, waarbij het aanvraagformulier onvoldoende duidelijk is. Op de exportformulieren worden expliciet twee vaccinatiedata gevraagd, dit in tegenstelling tot het aanvraagformulier Bluetongue vaccinatieregeling.
Appellante meent dat zij heeft voldaan aan artikel 3.1.4, tweede lid, van de Regeling, waarin is bepaald dat een houder zijn runderen tweemaal dient te laten vaccineren om in aanmerking te komen voor subsidie. Het daadwerkelijk tweemaal vaccineren zou leidend moeten zijn voor een subsidietoekenning en niet het nu gevoerde administratieve steekspel.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Aan de orde is de vraag of verweerder terecht en op goede gronden het besluit, waarbij de subsidieaanvraag van appellante is afgewezen, in bezwaar heeft gehandhaafd. Het College beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
5.2 Verweerder heeft naar voren gebracht dat de aanvragen automatisch verwerkt worden en dat een aanvraag na de beschikking op de subsidieaanvraag niet gewijzigd kan worden, omdat de Regeling doelmatig moet worden uitgevoerd. Gelet op de aard van de Regeling en het grote aantal aanvragen ligt een geautomatiseerde wijze van behandeling in de aanvraagfase voor de hand, ook als dat wellicht zou leiden tot enkele fouten in de besluiten in primo. Dat is naar het oordeel van het College echter anders in de bezwaarfase, die mede gericht is op het herstel van fouten die in de aanvraagfase zijn gemaakt. Conform het bepaalde in artikel 7:11 Awb, moet in beginsel een fout in bezwaar kunnen worden hersteld. Daarvan kan alleen in uitzonderingsgevallen worden afgeweken, bijvoorbeeld in situaties waarin door het herstel van de fout rechten van derden zouden worden doorkruist. Van dergelijke uitzonderingen is het College in dit geval niet gebleken. In dit verband is ook van belang dat uit de toelichting bij de Regeling blijkt dat het doel van de Regeling is dat zoveel mogelijk dieren worden gevaccineerd. Weliswaar is in de Regeling een subsidieplafond opgenomen, maar noch uit het dossier, noch uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat het subsidieplafond bereikt was.
5.3 Het College stelt vast dat in bezwaar is vast komen te staan dat appellante 240 runderen twee keer heeft laten inenten conform de Regeling. Het College is daarom van oordeel dat verweerder in dit geval, op grond van artikel 3.3.5, eerste lid, onder a, van de Regeling, waarin is bepaald dat de subsidie per gevaccineerd rund € 4,00 bedraagt, de subsidie in het kader van de heroverweging in bezwaar op € 960,- zou hebben dienen vast te stellen.
5.4 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit moet worden vernietigd. Het College ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Awb, in samenhang met artikel 22 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie, zelf in de zaak te voorzien en het besluit van 20 februari 2009 te herroepen en de subsidie vast te stellen op € 960,-. Gelet hierop behoeven de overige gronden van het beroep geen bespreking.
5.5 Het College acht ten slotte termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 Awb. Op voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de kosten van beroepsmatig verleende bijstand vastgesteld op € 644,- op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, tegen een waarde van € 322,- per punt, voor een zaak van gemiddeld gewicht.
6. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 20 februari 2009;
- stelt de subsidie aan appellante vast op € 960,- (zegge negenhonderdzestig euro);
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante ten bedrage van € 644,- (zegge zeshonderdvierenveertig euro)
- bepaalt dat verweerder het door appellante betaalde griffierecht ten bedrage van € 297, - (zegge
tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.
Aldus gewezen door mr. M.M. Smorenburg, mr. E.R. Eggeraat en mr. E. Dijt, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Mulder als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2011.
w.g. M.M. Smorenburg w.g. F.E.Mulder