ECLI:NL:CBB:2011:BQ5718

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/527
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openstelling van winkels met zondagsontheffing en overtreding van voorschriften

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 mei 2011 uitspraak gedaan in het geschil tussen appellant A, exploitant van een nachtsupermarkt in Arnhem, en de Burgemeester en wethouders van Arnhem. Appellant had een ontheffing gekregen om zijn winkel op zondagen geopend te hebben, maar met de voorwaarde dat de winkel gesloten moest zijn tussen 0 en 16 uur. Appellant heeft echter zijn winkel op zondagen vóór 16 uur geopend, wat in strijd was met de ontheffingsvoorschriften en de Winkeltijdenwet.

De zaak begon met een last onder dwangsom die aan appellant was opgelegd op 27 november 2009, na herhaalde overtredingen van de voorschriften. Appellant maakte bezwaar tegen deze last, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Het College oordeelde dat appellant geen gronden had aangedragen tegen de invordering van de verbeurde dwangsom en dat hij niet kon betwisten dat hij de last had overtreden.

Appellant voerde aan dat hij niet de enige was die zijn winkel op (koop)zondagen vóór 16 uur had geopend en dat hij niet duidelijk was geïnformeerd over de voorschriften. Het College stelde vast dat de ontheffing en de bijbehorende voorschriften duidelijk waren en dat appellant deze had moeten naleven. Het feit dat andere winkels mogelijk ook in overtreding waren, rechtvaardigde niet dat appellant dit ook mocht doen.

Uiteindelijk concludeerde het College dat er geen omstandigheden waren die verweerders hadden moeten weerhouden van het opleggen van de last onder dwangsom. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 10/527 20 mei 2011
12510 Winkeltijdenwet
Bestuursdwang/dwangsom
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
Burgemeester en wethouders van Arnhem, verweerders,
gemachtigde: mr. M.C.J. Kasteel, werkzaam bij de gemeente Arnhem.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 27 november 2009 hebben verweerders aan appellant een last onder dwangsom opgelegd. Tegen dit besluit heeft appellant tijdig bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 28 december 2009 hebben verweerders besloten tot invordering van de wegens overtreding van de last verbeurde dwangsom.
Bij besluit van 22 maart 2010 hebben verweerders het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Appellant heeft bij brief van 5 april 2010, na doorzending door de rechtbank Arnhem bij het College binnengekomen op 3 juni 2010, beroep ingesteld tegen het besluit van 22 maart 2010.
Verweerders hebben verweer gevoerd en de op de zaak betrekking hebbende stukken toegezonden.
Op 18 maart 2011 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellant en de gemachtigde van verweerders zijn verschenen.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder a, van de Winkeltijdenwet (hierna: de Wet) is het verboden een winkel voor het publiek op zondag geopend te hebben. Ingevolge artikel 3, vierde lid, van de Wet kan de gemeenteraad bij verordening aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid verlenen ontheffing te verlenen van de in artikel 2, eerste lid, onder a en b, vervatte verboden, voor zover het winkels betreft die - voor zover hier van belang - gesloten zijn op de in die verboden bedoelde dagen tussen 0 uur en 16 uur.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Verordening Winkeltijden Arnhem kan het college van burgemeester en wethouders op aanvraag ontheffing verlenen van de in artikel 2, eerste lid, onder a en b van de wet vervatte verboden ten behoeven van winkels, die gesloten zijn op de in die verboden bedoelde zon- en feestdagen tussen 0 en 16 uur. Ingevolge het derde lid, aanhef en onder a, van genoemd artikel wordt - voor zover hier van belang - aan de ontheffing het voorschrift verbonden dat de winkel gesloten is tussen 0 en 16 uur.
2.2 Appellant exploiteerde in Arnhem een nachtsupermarkt. Bij besluit van 20 februari 2008 hebben verweerders appellant voor deze supermarkt - voor zover hier van belang - een ontheffing verleend als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Verordening, en aan die ontheffing het voorschrift als bedoeld in artikel 5, derde lid, aanhef en onder a, van de Verordening verbonden.
Bij brief van 3 juni 2009 hebben verweerders appellant meegedeeld dat is geconstateerd dat zijn winkel, in strijd met de Wet en de ontheffingsvoorschriften, op zondagen vóór 16 uur geopend is geweest, en dat bij herhaalde overtreding niet geaarzeld zal worden handhavingsmaatregelen tegen appellant te treffen. Bij brief van 29 september 2009 hebben verweerders appellant op de hoogte gesteld van hun voornemen hem, wegens geconstateerde openstelling van zijn winkel op zondag 6 en 13 september 2009 vóór 16 uur, een last onder dwangsom op te leggen. Bij het besluit van 27 november 2009 hebben verweerders appellant die last onder dwangsom opgelegd. De last houdt in dat appellant ervoor zorgt dat zijn winkel op zon- en feestdagen tussen 00.00 en 16 uur gesloten is. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1000,-- per dag, met een maximum van € 5000,--. Bij het besluit van 28 december 2009 hebben verweerders besloten tot invordering van de wegens openstelling van de winkel op zondag 13 december 2009 vóór 16 uur verbeurde dwangsom van € 1000,--.
Bij het bestreden besluit van 22 maart 2010 hebben verweerders appellants bezwaar ongegrond verklaard.
2.3.1 Het College stelt voorop dat appellant geen gronden heeft aangedragen tegen het besluit van 28 december 2009 dat strekt tot invordering van de verbeurde dwangsom. Appellant betwist niet dat hij door openstelling van zijn winkel de last onder dwangsom heeft overtreden. Dit betekent dat het beroep van appellant niet op grond van artikel 5:39, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) mede betrekking heeft op de beschikking tot invordering.
2.3.2 In zijn beroep tegen de last onder dwangsom heeft appellant aangevoerd dat hij niet de enige is die zijn winkel op (koop)zondagen vóór 16 uur heeft open gehad. Appellant wijst er daarbij op dat andere winkels op (koop)zondagen vanaf 11 uur geopend waren. Verder hebben verweerders hem nooit duidelijk gemaakt dat hij op (koop)zondagen niet vóór die tijd open mag.
2.3.3 Het College oordeelt als volgt.
Vast staat dat appellant een ontheffing had om zijn winkel op zondagen geopend te hebben, en dat aan deze ontheffing het voorschrift was verbonden dat de winkel op zondagen gesloten is tussen 0 en 16 uur. Dit voorschrift maakt geen uitzondering voor koopzondagen. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen (dit voorschrift van) de ontheffing, dus de juistheid van dit voorschrift kan niet meer ter discussie worden gesteld. Voor de goede orde merkt het College nog wel op dat dit voorschrift in overeenstemming is met artikel 3, vierde lid, van de Wet (zie de uitspraak van het College van 28 oktober 2009, AWB 09/988; www.rechtspraak.nl, LJN: BK1526).
Het bovenstaande betekent dat appellant, als ontheffinghouder, verplicht was zijn winkel op alle zondagen tot 16 uur gesloten te houden. Zoals al is opgemerkt, ontkent appellant niet dat hij zijn winkel op zondagen vóór 16 uur heeft open gehad. Daarmee was hij dus in overtreding. In die omstandigheden zijn verweerders bevoegd om tot het opleggen van een last onder dwangsom over te gaan.
Voor winkels die geen zondagsontheffing hebben geldt het bovenbedoelde voorschrift niet. Dat betekent dat dergelijke winkels op koopzondagen wel vóór 16 uur hun winkels mogen openstellen. Daar staat tegenover dat zij op reguliere zondagen in het geheel niet open mogen.
Verweerders hebben appellant in hun brief van 3 juni 2009 er uitdrukkelijk op gewezen dat zijn winkel op zondagen niet vóór 16 uur geopend mag worden. Als appellant niet zeker wist of dat ook voor koopzondagen gold, had hij dat bij verweerders moeten navragen.
Appellant heeft ook nog aangevoerd - en met een DVD-opname onderbouwd - dat een Albert Heijn supermarkt in dezelfde gemeente - die ook een zondagsontheffing heeft - op koopzondagen wel vóór 16 uur open is gegaan en daarmee bij de ingang van de winkel zelfs adverteert. Het College merkt op dat het feit dat andere supermarktexploitanten een ontheffingsvoorschrift niet naleven, niet betekent dat appellant dat ook mag doen. Verder hebben verweerders aangegeven dat de betrokken Albert Heijn inmiddels op de hoogte is gesteld van de verplichting om de winkel op zondagen tot 16 uur gesloten te houden. Sindsdien zijn - aldus verweerders - geen overtredingen meer geconstateerd en adverteert Albert Heijn ook niet meer met de vroege zondagsopening. Appellant heeft dit niet weersproken.
2.4 Gelet op het voorgaande komt het College tot de slotsom dat appellant geen omstandigheden heeft aangedragen op grond waarvan verweerders hadden moeten afzien van het opleggen van een last onder dwangsom. Het beroep is dus ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.J. Waterbolk, mr. R.C. Stam en mr. H.S.J. Albers, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van Veen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2011.
w.g. C.J. Waterbolk w.g. M.J. van Veen