ECLI:NL:CBB:2011:BQ4968

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
4 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/912
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkheid en ongegrondverklaring van bedrijfstoeslag 2008

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 4 mei 2011, staat de appellante, een maatschap, tegenover de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De zaak betreft de bedrijfstoeslag voor het jaar 2008, die door de Staatssecretaris op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 is vastgesteld. De appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de bedrijfstoeslag en heeft in verschillende stappen geprobeerd haar gelijk te halen. De Staatssecretaris heeft in eerdere besluiten, waaronder een besluit van 24 maart 2009, het bezwaar van appellante ongegrond verklaard en een wijziging van de bedrijfstoeslag doorgevoerd op 29 april 2009, wat leidde tot een lagere toeslag. Appellante heeft vervolgens beroep ingesteld, maar het College oordeelt dat het beroep tegen het besluit van 24 maart 2009 niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en het College stelt vast dat appellante deze termijn heeft overschreden zonder een verschoonbare reden. Het College concludeert dat het bezwaar tegen het besluit van 29 april 2009 ongegrond is, omdat dit besluit enkel een correctie op de waarde 'zuivel' betreft en geen nieuwe beslissing over de geconstateerde oppervlakte van gewaspercelen. De argumenten van appellante over de oppervlakte kunnen niet meer aan de orde worden gesteld in het kader van het beroep tegen het besluit van 29 april 2009. De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep tegen het besluit van 24 maart 2009 niet-ontvankelijk wordt verklaard en het beroep tegen het besluit van 29 april 2009 ongegrond wordt verklaard.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 09/912 4 mei 2011
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
Maatschap A en B, te C, appellante,
gemachtigde: A,
tegen
de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigde: mr. N.J.H. Klomp, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 16 januari 2009 heeft verweerder de bedrijfstoeslag van appellante voor het jaar 2008 op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (hierna: de Regeling) vastgesteld.
Bij besluit van 24 maart 2009 heeft verweerder beslist op het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar.
Bij besluit van 29 april 2009 heeft verweerder een gewijzigde beslissing genomen over de bedrijfstoeslag 2008. In de toelichting is daarvoor als reden gegeven: “Herbeschikking in verband met zuivelcorrectie en overige wijzigingen”.
Bij brief van 6 mei 2009 heeft appellante nogmaals bezwaar gemaakt bij verweerder. Dit bezwaar heeft verweerder bij besluit van 15 juni 2009 niet-ontvankelijk verklaard.
Op 13 juli 2009 heeft het College een beroepschrift van appellante ontvangen.
Bij besluit van 20 augustus 2009 heeft verweerder het besluit van 15 juni 2009 herzien en het bezwaar ongegrond verklaard. Bij brief van 23 september 2009 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Appelante heeft schriftelijk gereageerd op het herziene besluit en het College meegedeeld dat zij haar beroep wenst te handhaven. Daarna heeft zij nog een nader stuk ingediend. Verweerder heeft daarop gereageerd.
De zaak is op 3 december 2010 behandeld tijdens een zitting van een enkelvoudige kamer van het College. Op 4 januari 2011 heeft het College het onderzoek in de zaak heropend en een vraag gesteld aan verweerder. Bij brief van 14 januari 2011 heeft verweerder deze vraag beantwoord. Van appellante is op 28 januari 2011 nog een schriftelijke reactie ontvangen.
Bij beschikking van 10 februari 2011 is de zaak verwezen naar een meervoudige kamer van het College.
Vervolgens is de zaak opnieuw behandeld ter zitting van 23 maart 2011. Partijen hebben hun standpunt nader toegelicht bij monde van hun gemachtigde.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:11 Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2 Bij besluit van 24 maart 2009 heeft verweerder het bezwaar van appellante tegen de vaststelling van de bedrijfstoeslag voor het jaar 2008 ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder appellantes stellingen dat de door verweerder geconstateerde oppervlakte van enkele gewaspercelen onjuist is en de toegepaste korting op haar bedrijfstoeslag onevenredig, niet aanvaard.
Bij besluit van 29 april 2009 heeft verweerder een zuivelcorrectie uitgevoerd op appellantes bedrijfstoeslag. Dit heeft geleid tot een wijziging in die zin dat een andere (lagere) gemiddelde waarde per toeslagrecht en een lager totaalbedrag aan toeslagrechten is vastgesteld voor 2008.
2.3 Het College is van oordeel dat verweerder het besluit van 29 april 2009 ten onrechte als een nieuw primair besluit heeft aangemerkt. Nu dit besluit zag op de bedrijfstoeslag voor 2008 betrof het een wijziging van de beslissing op bezwaar van 24 maart 2009, waarbij het bezwaar tegen het besluit van 16 januari 2009 ongegrond is verklaard. Hieruit volgt dat tegen het besluit van 29 april 2009 geen bezwaar maar beroep openstond. Verweerder was niet bevoegd was om over het bezwaarschrift van 6 mei 2009 een beslissing te nemen, en had dit bezwaarschrift moeten doorsturen naar het College ter behandeling als beroepschrift. Het College zal hieraan echter geen consequenties verbinden aangezien appellante met een vernietiging van verweerders besluiten van 15 juni 2009 en 20 augustus 2009 niets opschiet.
2.4 Uit de inhoud van appellantes bezwaar- en beroepschrift en uit de overige stukken blijkt dat appellante zich niet kan verenigen met de door verweerder geconstateerde oppervlakte van enkele gewaspercelen, zulks in afwijking van de door appellante op het overzicht aangegeven wijzigingen, en de korting op de bedrijfstoeslag die daarvan het resultaat is geweest. Het College gaat er van uit dat appelante heeft beoogd om zowel het besluit op bezwaar van 24 maart 2009 als het wijzigingsbesluit van 29 april 2009 aan te vechten.
2.5 Het College stelt vast dat het besluit van 24 maart 2009 op dezelfde dag is bekendgemaakt door toezending aan appellante. Dat betekent dat de termijn van zes weken voor het indienen van een beroepschrift begon op 25 maart 2009 en eindigde op 5 mei 2009. Het door verweerder als bezwaarschrift aangemerkte schrijven van appellante van 6 mei 2009 is dus 1 dag te laat ingediend.
Appellante heeft voor deze termijnoverschrijding geen verklaring gegeven. Van omstandigheden die het te laat indienen van beroep tegen het besluit van 24 maart 2009 verschoonbaar zouden kunnen maken is het College ook overigens niet gebleken. Dit betekent dat het beroep van appellante, voor zover gericht tegen het besluit op bezwaar van 24 maart 2009, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
2.6 De wijziging van appellantes bedrijfstoeslag in het besluit van 29 april 2009 heeft enkel betrekking op een correctie op de waarde "zuivel" in haar toeslagrechten. In dit besluit is niet opnieuw beslist over de voor 2008 geconstateerde oppervlakte en de bezwaren van appellante daartegen. Ook overigens is er geen enkele aanwijzing dat verweerder op dit punt is gekomen tot een gewijzigd standpunt. De door appellante aangevoerde argumenten, die allemaal betrekking hebben op de geconstateerde oppervlakte en de daarmee verband houdende korting op de bedrijfstoeslag, kunnen daarom niet aan de orde worden gesteld in het kader van het beroep tegen verweerders besluit van 29 april 2009. Dit beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
2.7 Voor een proceskostenveroordeling op de voet van 8:75 Awb ziet het College geen aanleiding.
3. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep tegen het besluit van 24 maart 2009 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 29 april 2009 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.J. Waterbolk, mr. R.C. Stam en mr. S.A.C.M. Lavrijssen, in tegenwoordigheid van mr. C.M. Leliveld als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2011.
w.g. C.J. Waterbolk w.g. C.M. Leliveld