6. De beoordeling van het geschil
6.1 Van het door verweerders gevoerde beleid, dat kort gezegd neerkomt op toekenning van de beschikbare twee ontheffingen voor zondagavondopenstelling aan de hand van een vergelijkende beoordeling van de winkels die voor zo’n ontheffing hebben geopteerd, kan naar het oordeel van het College niet worden gezegd dat het zich niet verdraagt met de uitgangspunten van de Wet. Weliswaar geldt de bevordering van eerlijke concurrentieverhoudingen door het creëren van gelijke uitgangsposities als één van de uitgangspunten van de Wet, doch de bepaling dat slechts één winkel op 15.000 inwoners op zondagavond geopend mag zijn is niet met het oog op die doelstelling geschreven. In beginsel geldt, in het belang van handhaving van de zondagsrust, een verbod op openstelling op de zondagavond. Als uitzondering, en alleen indien de gemeenteraad dit bij verordening bepaalt, kan aan een beperkt aantal winkels ontheffing worden verleend. Het is dus onvermijdelijk dat bepaalde winkels niet in aanmerking komen voor een ontheffing. Artikel 5, vierde lid, van de Verordening biedt verweerders ruimte om bij de uitoefening van hun bevoegdheid tot ontheffingverlening beleid te voeren. Verweerders hebben ervoor gekozen om in de Beleidsregels het kader aan te geven waarbinnen zij van hun bevoegdheid gebruik willen maken. Het College acht het in beginsel niet onjuist of onredelijk dat de verdeling van de beschikbare ontheffingen wordt gebaseerd op het resultaat van een vergelijkende toets zoals deze in de Beleidsregels is neergelegd.
6.2 Het College deelt evenmin de stelling van appellante dat verweerders, gelet op artikel 5, vierde lid, van de Verordening, de aanvraag om ontheffing alleen hadden kunnen weigeren op de grond dat verlening van de ontheffing ertoe zou leiden dat de woon- en leefsituatie of de openbare orde in de omgeving van de supermarkt op ontoelaatbare wijze nadelig zou worden beïnvloed. Voorop staat dat er in Tiel slechts twee ontheffingen verleend kunnen worden. Zijn er meer aanvragen dan moeten de meerdere geweigerd worden. De keuze tussen de aanvragen zal gemotiveerd moeten worden, ook als de woon- en leefsituatie en/of de openbare orde een weigering niet noodzakelijk maken.
6.3 Zoals uit de Beleidsregels blijkt bevat de daarin opgenomen tabel een vertaling van de indicatoren voor de verlening van ontheffing naar het bestaande winkelaanbod in de vorm van een per winkel toegekende puntenscore. De indicatoren zijn: het voorkomen van verkeershinder, het voorkomen van hinder door parkeren en het voorkomen van overige hinder. Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij de tabel slechts als een voorbeeld heeft gehanteerd. Niet de tabel, maar de achterliggende methode wordt toegepast, en dat levert dan voor 2010 het in de tabel weergegeven resultaat op. Derhalve kan niet worden staande gehouden dat de inhoud van de tabel ook bepalend is voor de verlening van toekomstige ontheffingen en dat de uitkomst van de daarbij uit te voeren belangenafweging daarmee reeds is gegeven.
6.4 Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting is het besluit om de beschikbare twee ontheffingen voor een periode van vijf jaar te verlenen het resultaat van een afweging van enerzijds het belang van continuïteit van de bedrijfsvoering van de supermarkten die thans voor openstelling op zondagavond in aanmerking komen, alsmede duidelijkheid voor het winkelend publiek, en anderzijds het belang van concurrerende supermarkten die in de toekomst mogelijk voor een ontheffing zouden willen opteren. Het College acht het resultaat van deze afweging niet kennelijk onredelijk.
6.5 Wat de inhoudelijke beoordeling van de supermarkten en de toegekende puntenscore betreft overweegt het College als volgt.
Aan appellante kan worden toegegeven dat het resultaat van de vergelijkende toets en de per afzonderlijke winkel toegekende puntenscore op de verschillende gezichtspunten enigszins arbitrair is. Naar het oordeel van het College kan in elk geval niet in redelijkheid worden staande gehouden dat verweerders op ontoereikende gronden tot de slotsom zijn gekomen dat Lidl en C1000 - evenals appellante gevestigd in het noordelijk gedeelte van Tiel - beter scoren wat het voorkomen of beperken van verkeershinder, parkeerhinder en overige vormen van hinder betreft dan de winkel van appellante. Verweerders hebben hun oordeel toegelicht aan de hand van een beschrijving van de feitelijke situatie, geïllustreerd met foto’s. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat het resultaat van de vergelijkende toets, althans de hoofdlijnen daarvan, onjuist is dan wel onvoldoende is gemotiveerd.
6.6 Gelet op het vorenstaande kan het besluit om de beschikbare ontheffingen aan Albert Heijn en Lidl te verlenen en de aanvraag van appellante af te wijzen in rechte stand houden. Dit betekent dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.