3. Het bestreden besluit en het nadere standpunt van verweerster
Bij het bestreden besluit heeft verweerster - samengevat - het volgende overwogen.
Voor de algemene ziekenhuizen geldt het stelsel van de zogenaamde functiegerichte budgettering. Een ziekenhuisbudget wordt samengesteld op basis van ongeveer 100 beleidsregels. Daarvan zijn de Beleidsregels Functiegerichte Budgettering en Aanpassingen Aanvaardbare Kosten Algemene Ziekenhuizen de belangrijkste. Alle beleidsregels bevatten normatieve bedragen, waaruit zowel de ziekenhuiszorg als de operationele kosten gedekt moeten worden. De beleidsregels geven geen specifiek bestedingsdoel aan; er bestaat substitutievrijheid van de budgetcomponenten als het om de uitgaven gaat. De beleidsregels voorzien niet in een bedrag dat bedoeld is om kosten die het gevolg zijn van uitbraak van infectieziektes te dekken. De gemaakte kosten worden geacht gedekt te worden door het budget dan wel uit de Reserve Aanvaardbare Kosten (RAK) te worden bekostigd.
De Beleidsregel kosten MRSA is van toepassing op de zorg of dienst als omschreven bij of krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en die wordt geleverd door zorgaanbieders die zijn toegelaten voor de functies verblijf en behandeling (verpleeghuizen) en is niet van toepassing op ziekenhuizen. Verweerster verwijst naar de hiervoor aangehaalde brief van 1 juli 2004 van de Minister van VWS waarin wordt aangegeven dat infectiepreventie, waaronder het MRSA-beleid, in principe is verdisconteerd in de ziekenhuisbudgetten. Daarbij heeft de minister uitdrukkelijk te kennen gegeven niet van plan te zijn om, anders dan bij verpleeghuizen, de bekostiging van een MRSA-uitbraak in ziekenhuizen via een specifieke beleidsregel mogelijk te maken. Appellante valt niet onder het toepassingsbereik van de Beleidsregel kosten MRSA.
Verweerster wijst op het vaste beleid dat de gevolgen van een MRSA-uitbraak in beginsel tot het ondernemersrisico van een ziekenhuis behoren. Het voorkomen en bestrijden van infectieziekten behoort tot het normale bedrijfsrisico van ziekenhuizen en zij zijn daarop ook ingesteld. Anders dan verpleeghuizen beschikken ziekenhuizen over professionals zoals ziekenhuishygiënisten, medisch microbiologen en microbiologische laboratoria. Dit geldt ook voor appellante. Maatregelen bij uitbraak zijn onderdeel van de reguliere zorg in ziekenhuizen en de kosten daarvan zijn verdisconteerd in het ziekenhuisbudget of dienen te worden opgevangen binnen de RAK.
Volgens verweerster is ook geen sprake van bijzondere omstandigheden welke ertoe nopen om van de toepasselijke beleidsregels af te wijken. De uitspraak van het College waar appellante zich op beroept mist hier toepassing nu in die uitspraak sprake was van een verpleeghuis en niet van een ziekenhuis.
De kosten die appellante heeft gemaakt als gevolg van de MRSA-uitbraak waren ook niet onevenredig ten opzichte van het budget van appellante, zodat voor verweerster geen aanleiding bestond om van de beleidsregels af te wijken. Verweerster wijst er in dit verband op dat tussen 2003 en 2008 appellante jaarlijks een positief exploitatieresultaat had en dat appellante ondanks de MRSA-uitbraak de jaren 2005 en 2006 heeft afgesloten met een positief eigen vermogen. Mede door de financiële steunverlening van verweerster in de jaren 2004 tot en met 2007 is appellante bovendien erin geslaagd een fors negatieve RAK in 2003 om te buigen naar een positieve RAK in 2007. Er is derhalve volgens verweerster geen financiële of andere noodzaak om boven het bedrag van de eerdere steunverlening appellante te compenseren voor de kosten gemaakt ter bestrijding van de MRSA-uitbraak. Door appellante is bovendien onvoldoende aangetoond dat door deze kosten appellante belangrijke investeringen heeft moeten laten waardoor geen verantwoorde zorg kon worden verleend. Voorts stelt verweerster dat de soort MRSA-besmetting (stam 15) waar appellante in 2005 mee te kampen had, in dat jaar tot een van de meest voorkomende bacteriestammen van MRSA behoorde.
Ter zitting heeft verweerster erop gewezen dat appellante in 2005 een exploitatieresultaat van 8,66% van het budget had en in 2006 6,5%. Een dergelijk exploitatieresultaat is aanzienlijk gezien het gemiddeld exploitatieresultaat van alle Nederlandse (algemene) ziekenhuizen van 4,52% in 2005, respectievelijk 3,82% in 2006. Appellante behoorde dan ook in 2005 en 2006 tot de ziekenhuizen met het beste bedrijfsresultaat, zelfs ondanks de gemaakte kosten als gevolg van de MRSA-uitbraak.