5. De beoordeling van het geschil
5.1 Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerster de door appellante gezamenlijk met het zorgkantoor ingediende aanvraag om een toeslag voor patiënten met een extreme zorgbehoefte over 2005 ten bedrage van € 2.508.477 in redelijkheid heeft kunnen toekennen tot een bedrag van € 942.047.
5.2 Appellante bestrijdt de rechtmatigheid van de Beleidsregel niet. Wel meent zij dat deze onduidelijk is, met name door de bij artikel 2.2 geplaatste voetnoot waarin wordt opgemerkt dat “de kostprijzen voor AWBZ functies” als uitgangspunt voor de toepassing van artikel 2.2 van de Beleidsregel gelden.
Het College overweegt dienaangaande als volgt. In de circulaire van 18 november 2004 wordt uitdrukkelijk aangegeven dat intramurale en semi-murale zorg pas per 1 januari 2006 zou worden omgezet in termen van de functiegerichte bekostiging. Daarnaast is in deze circulaire aangegeven dat Beleidsregel III-883 is vastgesteld voor cliënten die gelet op hun extreme zorgbehoefte niet passen in de reguliere bekostigingssystematiek. Gelet hierop heeft verweerster naar het oordeel van het College artikel 2.2. van de Beleidsregel in redelijkheid zo kunnen toepassen dat deze ziet op werkelijk gemaakte kosten en niet op forfaitaire tarieven voor extramurale AWBZ-functies. Aan de voetnoot bij deze bepaling kan niet de betekenis worden gehecht die appellante wenst.
Mede gezien de strekking van de Beleidsregel III-883, die voorziet in een aanvullende bekostiging op basis van een strikt individueel bepaalde zorgverlening, heeft verweerster zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de opgaven van appellante gebaseerd op de tarieven over 2005 voor extramurale zorg, niet konden dienen ter onderbouwing van de opgave van de door appellante in 2005 werkelijk gemaakte kosten.
5.3 Appellante heeft ter onderbouwing van deze kosten bij brief van 23 augustus 2006 aan verweerster de ingevulde sjablonen voor 2006 doen toekomen, maar zij heeft verweerster daarbij uitdrukkelijk te kennen gegeven niet te willen afzien van de oorspronkelijke samen met het zorgkantoor aangevraagde toeslag. Verweerster heeft appellanten in de gelegenheid gesteld haar werkelijke kosten over 2005 op andere wijze te onderbouwen. Hoewel in 2005 het gebruik van het sjabloon dat voor 2006 was ontwikkeld nog niet verplicht was voorgeschreven, heeft zij appellante erop gewezen dat dit sjabloon wel bruikbaar was voor de onderbouwing van haar aanvraag. Zij heeft in dat verband aan appellante te kennen gegeven dat de opbouw van de kosten voor cliënten met een extreme zorgzwaarte voor 2005 in beginsel hetzelfde zal zijn als in 2006.
Appellante heeft verweerster desgevraagd geen andere onderbouwing van haar werkelijke kosten voor 2005 aangeleverd, ook niet met de “Kostprijsberekening extreme zorg 2005”, die zij op 31 oktober 2007 aanleverde. Als grondslag voor vaststelling van appellantes werkelijke kosten over 2005 stond verweerster dus, afgezien van de eerdere door verweerster niet geaccordeerde berekeningen, slechts het sjabloon 2006 ter beschikking.
Naar het oordeel van het College heeft verweerster in de gegeven omstandigheden een redelijke toepassing aan de Beleidsregel gegeven door bij de vaststelling van appellantes werkelijke kosten gebruik te maken van deze sjablonen.
5.4 De door verweerster toegepaste correctie van het aantal behandelingsuren die gebaseerd is op een vergelijking met de gegevens over 2006, acht het College niet onredelijk. Daarbij is in aanmerking genomen dat die correctie verband houdt met het verschil van inzicht over een behandeling van "4 uur per dag of per week" en appellante het standpunt van verweerster hieromtrent niet gemotiveerd heeft weerlegd. Verweerster heeft zich ter zitting nog op het standpunt gesteld dat een aanvullende behandeling van vier uur per dag per cliënt niet goed mogelijk is. Appellante heeft deze stelling van verweerster onvoldoende weerlegd en heeft evenmin een verklaring gegeven voor het grote verschil tussen haar opgave van het aantal behandelingsuren per patiënt in 2005 en 2006. Bovendien voorziet het sjabloon in een categorie “overig” en biedt dus, anders dan appellante heeft gesteld, wel degelijk ruimte om de door haar bedoelde andere behandelaars onder te brengen.
Het argument van appellante dat, als gebruik moet worden gemaakt van het sjabloon 2006, het in dit jaar gehanteerde drempelbedrag ook voor 2005 zou moeten gelden, treft geen doel. Immers de verlaging van het drempelbedrag in 2006 in het kader van de voor dat jaar geldende Beleidsregel CA-31 tot € 90.000,- per cliënt hangt - naar ter zitting onweersproken is gesteld - samen met een grotere hoeveelheid geoormerkte gelden die de Minister van VWS in 2006 voor de zorg aan extreem zorgbehoevenden ter beschikking heeft gesteld.
5.5 Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5.6 Voor een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 Awb ziet het College geen aanleiding.