ECLI:NL:CBB:2011:BP3865

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/70 verzet
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen uitspraak accountantskamer

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 februari 2011 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een verzet tegen een eerdere uitspraak van de accountantskamer. De indiener had op 19 januari 2010 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de accountantskamer van 7 december 2009. De indiener kreeg uitstel tot 30 april 2010 voor het indienen van de gronden van beroep, maar deze werden pas op 6 mei 2010 ingediend. De accountantskamer verklaarde het hoger beroep op 23 augustus 2010 niet-ontvankelijk omdat de gronden te laat waren ingediend. De indiener diende op 18 oktober 2010 verzet in tegen deze uitspraak, maar het College oordeelde dat dit verzet te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van verzet eindigde op 4 oktober 2010, en het verzetschrift was pas gedateerd op 12 oktober 2010 en ter griffie ontvangen op 18 oktober 2010. De indiener voerde aan dat onderbezetting op zijn kantoor de reden was voor de termijnoverschrijding, maar het College oordeelde dat deze omstandigheid voor rekening van de indiener kwam en geen verschoonbare reden vormde. Het College verklaarde het verzet derhalve niet-ontvankelijk.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 10/70 7 februari 2011
20020 Wet op de registeraccountants
Raad van tucht Den Haag
Uitspraak op het verzet van:
A AA, te B,
indiener van een verzetschrift tegen een op 23 augustus 2010 met toepassing van artikel 43, eerste lid, Wet tuchtrechtspraak accountants (hierna: Wtra) juncto artikel 34, eerste lid, Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 (hierna: Wet turbo 2004) gewezen uitspraak van het College.
1. Het verloop van de procedure
Bij een op 19 januari 2010 ter griffie van het College ontvangen beroepschrift, is door indiener hoger beroep ingesteld tegen een op 7 december 2009, onder nr. 09/1159 WTRA AK, gewezen uitspraak van de accountantskamer. Aan indiener is uitstel verleend voor het indien van de gronden van beroep tot en met 30 april 2010. Bij brief van 28 april 2010, bij het College binnengekomen op 6 mei 2010 en verzonden in een op 4 mei 2010 door de TNT afgestempelde enveloppe, heeft indiener de gronden van het beroep ingediend.
Het College heeft het hoger beroep bij genoemde uitspraak van 23 augustus 2010 met toepassing van het bepaalde bij artikel 43, eerste lid, Wtra juncto artikel 32, tweede lid, Wet turbo 2004 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet tijdig indienen van de gronden van het hoger beroep. Afschrift van die uitspraak is aan indiener verzonden bij aangetekende brief van gelijke datum.
Bij een op 18 oktober 2010 ter griffie ontvangen brief heeft indiener tegen die uitspraak verzet gedaan.
Het College heeft indiener in de gelegenheid gesteld op 1 februari 2011 ter zitting te worden gehoord, alwaar indiener in persoon is verschenen.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Ingevolge het bepaalde bij artikel 34, tweede lid, van de Wet turbo 2004 dient het verzet te worden gedaan binnen zes weken na verzending van de uitspraak, waarvan verzet.
De uitspraak van het College is verzonden op 23 augustus 2010, zodat de laatste dag van de verzettermijn viel op 4 oktober 2010.
Het verzetschrift, gedateerd 12 oktober 2010, is op 18 oktober 2010 ter griffie ontvangen, verzonden in een op 15 oktober 2010 door de TNT afgestempelde enveloppe. Nu de verzettermijn eindigde op 4 oktober 2010 moet worden vastgesteld dat het verzet te laat is ingediend.
Indiener heeft ter zitting aangevoerd dat er sprake is van onderbezetting op zijn kantoor, waardoor hij de termijn over het hoofd heeft gezien en niet eerder het verzetschrift heeft kunnen indienen. Naar het oordeel van het College dient deze omstandigheid evenwel voor rekening en risico van indiener te komen en kan deze niet leiden tot het oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Uit het vorenstaande volgt dat het verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dienovereenkomstig wordt beslist.
3. De beslissing
Het College verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. E. Dijt, mr. W.A.J. van Lierop en mr. J.A. Hagen, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Bannink, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2011.
w.g. E. Dijt w.g. L.C. Bannink