2.2 Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van appellante tegen de schorsing van de vergunning ongegrond verklaard. Aan het besluit tot schorsing heeft verweerder overtredingen van de Verordening op 9 en 16 februari 2008 ten grondslag gelegd.
Verweerder stelt dat appellant op 9 februari 2008 kort transport aangevraagd heeft voor transport van varkens van Lierop naar een slachthuis in Weissenfels, Duitsland. Verweerder heeft het transport conform aanvraag beoordeeld aan de hand van de vereisten van kort transport en, zo blijkt uit het exemplaar van het vervoerscertificaat van verweerder, een vertrektijd van 11.00 uur afgegeven. De veewagen met de varkens is om 14.40 uur nabij Helmond gekanteld. Bij de aanhouding is het exemplaar van het certificaat dat appellante in bezit had gecontroleerd en is geconstateerd dat als vertrektijd 17.00 uur stond vermeld. Verweerder stelt dat hieruit blijkt dat de veewagen niet direct na het certificeren is vertrokken. De veewagen was de grens met Duitsland nog niet gepasseerd, terwijl – blijkens het exemplaar van het vervoerscertificaat van verweerder – de veewagen al geruime tijd onderweg zou zijn. Volgens verweerder zou de veewagen de eindbestemming niet binnen de maximale reistijd voor kort transport hebben kunnen bereiken. Verweerder heeft daarom bij de aanhouding geconstateerd dat er sprake was van lang transport.
Verweerder heeft vervolgens geconstateerd dat het transport niet aan de vereisten van lang transport voldeed, aangezien er geen water, voedsel en strooisel aanwezig was. Doordat dit tijdens het transport aan de varkens is onthouden en ook de veewagen niet geschikt was voor lang transport, is er niet voldaan aan de welzijnseisen. Verweerder stelt dat er daarom sprake is van ernstig dierenleed.
Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat de vier overtredingen op 16 februari 2008 niet door het bedrijf van appellante zijn begaan, zodat die overtredingen niet aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen worden gelegd. Naar het oordeel van verweerder is bij de overtreding op 9 februari 2008 sprake van ernstig dierenleed en is de ernst van de overtreding op 9 februari 2008 voldoende om de vervoersvergunning van appellante direct te schorsen.
Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat verweerder, voordat de Beleidsregels dierenwelzijn 2009 van kracht waren, per geval bekeek wat een passende reactie was op een overtreding van de Verordening.
2.3 Het College stelt vast dat verweerder aan het bestreden besluit overtredingen van de Verordening door appellante op 9 februari 2008 en 16 februari 2008 ten grondslag heeft gelegd en ter zitting te kennen heeft gegeven dat de overtredingen op 16 februari 2008 bij nader inzien niet aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen worden gelegd. Voor de resterende overtredingen op 9 februari 2008 staat vast dat op het vervoerscertificaat de tijd van vertrek is veranderd van 11.00 uur in 17.00 uur en dat het transport met bestemming Weissenfels (Duitsland) door verweerder is beoordeeld aan de hand van de eisen voor kort transport. Tevens staat vast dat de veewagen om 14.40 uur nabij Helmond is gekanteld. Ter zitting heeft appellante erkend dat de veewagen niet direct na het certificeren is vertrokken. Appellante heeft verklaard de verantwoordelijke chauffeur hierop te hebben aangesproken.
2.4 Op grond van artikel 3 van de Beleidsregels kan de Minister de vergunning intrekken of voor een bepaalde periode schorsen indien een overtreding van de Verordening is begaan waarbij de dieren ernstig lijden. Het College stelt vast dat in de op het tijdstip van de overtreding van toepassing zijnde Beleidsregels geen onderscheid wordt gemaakt naar ernst van de overtredingen. Niet gebleken is dat verweerder een nadere beleidsmatige invulling aan het begrip "ernstig lijden" heeft gegeven.
2.5 Het College overweegt dat – nu de overtredingen van 16 februari 2008 niet langer aan het bestreden besluit ten grondslag worden gelegd – de overtreding van 9 februari 2008 het bestreden besluit dient te kunnen dragen. De door verweerder in dit verband gegeven onderbouwing voor de maatregel van schorsing van de vergunning voor lang transport, acht het College niet toereikend. De onderbouwing spitst zich toe op de aanname dat ten gevolge van de verlate vertrektijd en de af te leggen afstand sprake was van lang transport, terwijl het transport voortijdig en binnen de 8 uur die voor het transport staat, is afgebroken. Het College is van oordeel dat de (mede ter zitting) gegeven motivering niet voldoet aan de vereisten van artikel 7:12, eerste lid, Awb.
2.6 Ingevolge artikel 19, zesde lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie (hierna: Wbb), kan het College het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2.7 Overeenkomstig de op 1 januari 2010 in werking getreden Wet bestuurlijke lus ziet het College in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding verweerder op grond van artikel 19, zesde lid, Wbb op te dragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder dient hiertoe het besluit van 25 september 2008 te voorzien van een deugdelijke motivering dan wel een ander besluit te nemen. Hiertoe zal een termijn worden gesteld.
2.8 Nadat het besluit van 25 september 2008 is hersteld of vervangen zal op het beroep tegen dat besluit worden beslist. In de einduitspraak zal tevens worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het griffierecht.