ECLI:NL:CBB:2011:BP0959

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/871T
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake schorsing van vergunning voor lang transport van varkens

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 januari 2011 een tussenuitspraak gedaan in het geschil tussen A B.V. en de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De zaak betreft de schorsing van de vergunning van A B.V. voor het lang transport van varkens, die op 27 februari 2008 door de minister was opgelegd. De schorsing volgde op een besluit van 25 september 2008, waarin het bezwaar van A B.V. tegen de schorsing ongegrond werd verklaard. A B.V. heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat de schorsing onterecht is opgelegd.

De minister heeft de schorsing van de vergunning gebaseerd op overtredingen van de Verordening (EG) nr. 1/2005 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer. Het College heeft vastgesteld dat de minister de schorsing heeft opgelegd omdat er op 9 februari 2008 een transport heeft plaatsgevonden dat niet voldeed aan de vereisten voor lang transport, aangezien er geen water, voedsel en strooisel aanwezig waren. Dit leidde tot ernstig dierenleed, wat de minister als reden voor de schorsing aanvoerde.

Tijdens de zitting heeft het College geconstateerd dat de minister de overtredingen op 16 februari 2008 niet aan het bestreden besluit ten grondslag kan leggen, waardoor de onderbouwing van de schorsing op 9 februari 2008 onvoldoende is. Het College heeft de minister opgedragen om het besluit van 25 september 2008 te voorzien van een deugdelijke motivering of een ander besluit te nemen. De minister moet dit binnen zes weken na de uitspraak doen, waarna het College verder zal beslissen over het beroep tegen het herstelde besluit.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 08/871T 7 januari 2011
11219 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Regeling dierenvervoer 2007
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 19, zesde lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie in de zaak van:
A B.V., te X, appellante,
gemachtigde: mr. J.J.J. de Rooij, advocaat te Tilburg,
tegen
de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigden: mr. R. Duisterhof en mr. S. Koopman, beiden werkzaam bij verweerder.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 27 februari 2008 heeft verweerder de vergunning van appellante voor het lang transport van varkens geschorst.
Bij besluit van 25 september 2008 heeft verweerder het hiertegen gericht bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 4 november 2008, bij het College binnengekomen op 5 november 2008, beroep ingesteld.
Bij brief van 5 december 2008 heeft appellante een aanvullend beroepschrift ingediend.
Bij brief van 2 februari 2009 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 9 februari 2009 heeft verweerder nadere stukken ingediend.
Op 19 oktober 2010 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij de gemachtigden van partijen zijn verschenen.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 De Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (Pb 2005, L 3, blz. 1, hierna: Verordening) bepaalt, voor zover hier van belang:
"Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
(…)
m. "lang transport": een transport van meer dan 8 uur, gerekend vanaf het tijdstip waarop het eerste dier van de partij verplaatst wordt;
(…)
Artikel 3 Algemene voorwaarden voor het vervoer van dieren
Het is verboden dieren te vervoeren of te laten vervoeren op zodanige wijze dat het de dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden berokkent.
Bovendien moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
a. vooraf zijn alle nodige voorzieningen getroffen om de duur van het transport tot een minimum te beperken en tijdens het transport in de behoeften van de dieren te voorzien;
(…)
c. het vervoermiddel is zodanig ontworpen en geconstrueerd, en wordt op zodanige wijze onderhouden en gebruikt dat de dieren letsel en lijden bespaard blijft en dat hun veiligheid is gegarandeerd;
(…)
f. het transport wordt zonder oponthoud tot de plaats van bestemming uitgevoerd, en de omstandigheden voor het welzijn van de dieren worden regelmatig gecontroleerd en naar behoren in stand gehouden;
g. de dieren beschikken, gelet op hun grootte en op het voorgenomen transport, over voldoende vloeroppervlak en stahoogte;
h. de dieren krijgen op gezette tijden water, voeder en rust, in kwaliteit en in kwantiteit afgestemd op hun soort en grootte.
Artikel 4 Vervoersdocumenten
1. Dieren mogen alleen worden vervoerd wanneer in het voertuig documenten met de volgende gegevens aanwezig zijn:
(…)
c. datum en uur van vertrek;
(…)
e. de verwachte duur van het voorgenomen transport.
(…)
Artikel 26 Overtredingen en kennisgeving daarvan
(…)
4. Indien een bevoegde autoriteit vaststelt dat een vervoerder deze verordening niet in acht heeft genomen, of dat een vervoermiddel niet aan deze verordening voldoet, of indien een bevoegde autoriteit een kennisgeving als bedoeld in de leden 2 of 3 ontvangt, neemt zij, zo nodig, de volgende maatregelen:
(…)
c. zij schorst de vergunning van de vervoerder of het certificaat van goedkeuring van het vervoermiddel in kwestie of trekt deze in.
(…)
Bijlage I. Technische voorschriften (als bedoeld in artikel 6, lid 3, artikel 8, lid 1, en artikel 9, lid 1, en lid 2, onder a)
Hoofdstuk VI. Aanvullende bepalingen voor lange transporten van als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen, runderen, schapen, geiten en varkens
1. Alle lange transporten
Dak
1.1. Het vervoermiddel moet uitgerust zijn met een dak in een lichte kleur en moet goed geïsoleerd zijn.
Vloer en strooisel
1.2. De dieren moeten beschikken over passend strooisel of gelijkwaardig materiaal dat comfortabel is, en is afgestemd op de vervoerde diersoorten, het aantal vervoerde dieren, de transporttijd en de weersomstandigheden. Dit materiaal moet een adequate absorptie van de urine en de uitwerpselen garanderen.
Voeder
1.3. Het vervoermiddel moet een hoeveelheid voeder aan boord hebben die toereikend is om aan de behoeften van de dieren in kwestie tijdens het transport te voldoen. Het voeder moet tegen weersinvloeden en verontreinigingen als stof, brandstof, uitlaatgassen, urine en mest beschermd zijn.
1.4. Als voor het voederen van de dieren speciale apparatuur wordt gebruikt, moet die in het vervoermiddel worden meegevoerd.
1.5. Indien in punt 1.4 bedoelde voederapparatuur wordt gebruikt, moet die op zodanige wijze ontworpen zijn dat zij, zo nodig, aan het vervoermiddel kan worden bevestigd om het omstoten of omvallen ervan te voorkomen. Als het vervoermiddel in beweging is en de apparatuur niet in gebruik is, moet deze op een van de dieren gescheiden plaats worden ondergebracht.
Tussenschotten
(…)
1.7. Het vervoermiddel moet van tussenschotten voorzien zijn zodat er gescheiden compartimenten kunnen worden gecreëerd waarbij alle dieren toch vrije toegang tot water hebben."
(…)
De Beleidsregels schorsing en intrekking erkenningen Besluit Dierenvervoer 1994 (Stcrt. 2001, 243, nadien gewijzigd, hierna: Beleidsregels) vermeldden, ten tijde en voor zover hier van belang:
"Artikel 3
Indien personen werkzaam bij een vervoersonderneming een overtreding begaan van EG-verordening nr. 1/2005 waarbij de dieren ernstig lijden, schorst de minister de vergunning voor een bepaalde periode of trekt hij de vergunning in met inachtneming van de artikelen 5 tot en met 7 van deze beleidsregels.
Artikel 6
Een schorsing als bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, 3 en 7, onderdeel a, van deze beleidsregels wordt opgeheven indien de verantwoordelijke persoon van een vervoersonderneming een ten genoegen van de minister opgesteld protocol overlegt en dit protocol door de minister is goedgekeurd."
Met ingang van 1 januari 2009 zijn de Beleidsregels dierenwelzijn 2009 (Stcrt. 2008, 252, nadien gewijzigd, hierna: Beleidsregels 2009) in de plaats getreden van de Beleidsregels. De Beleidsregels 2009 bepaalden, ten tijde en voor zover hier van belang:
Artikel 3 (categorieën overtredingen)
Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt onderscheid gemaakt in:
a. geringe overtredingen: overtredingen van bepalingen van de transportverordening van voornamelijk administratieve aard welke geen gevaar opleveren voor het welzijn van de vervoerde of te vervoeren dieren;
b. overtredingen: overtredingen van bepalingen van de transportverordening die niet zijn aan te merken als geringe of ernstige overtredingen;
c. ernstige overtredingen: overtredingen van bepalingen van de transportverordening waarbij sprake is of is geweest van een ernstig risico voor de gezondheid van het dier en of ernstige aantasting van het welzijn van het dier.
2.2 Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van appellante tegen de schorsing van de vergunning ongegrond verklaard. Aan het besluit tot schorsing heeft verweerder overtredingen van de Verordening op 9 en 16 februari 2008 ten grondslag gelegd.
Verweerder stelt dat appellant op 9 februari 2008 kort transport aangevraagd heeft voor transport van varkens van Lierop naar een slachthuis in Weissenfels, Duitsland. Verweerder heeft het transport conform aanvraag beoordeeld aan de hand van de vereisten van kort transport en, zo blijkt uit het exemplaar van het vervoerscertificaat van verweerder, een vertrektijd van 11.00 uur afgegeven. De veewagen met de varkens is om 14.40 uur nabij Helmond gekanteld. Bij de aanhouding is het exemplaar van het certificaat dat appellante in bezit had gecontroleerd en is geconstateerd dat als vertrektijd 17.00 uur stond vermeld. Verweerder stelt dat hieruit blijkt dat de veewagen niet direct na het certificeren is vertrokken. De veewagen was de grens met Duitsland nog niet gepasseerd, terwijl – blijkens het exemplaar van het vervoerscertificaat van verweerder – de veewagen al geruime tijd onderweg zou zijn. Volgens verweerder zou de veewagen de eindbestemming niet binnen de maximale reistijd voor kort transport hebben kunnen bereiken. Verweerder heeft daarom bij de aanhouding geconstateerd dat er sprake was van lang transport.
Verweerder heeft vervolgens geconstateerd dat het transport niet aan de vereisten van lang transport voldeed, aangezien er geen water, voedsel en strooisel aanwezig was. Doordat dit tijdens het transport aan de varkens is onthouden en ook de veewagen niet geschikt was voor lang transport, is er niet voldaan aan de welzijnseisen. Verweerder stelt dat er daarom sprake is van ernstig dierenleed.
Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat de vier overtredingen op 16 februari 2008 niet door het bedrijf van appellante zijn begaan, zodat die overtredingen niet aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen worden gelegd. Naar het oordeel van verweerder is bij de overtreding op 9 februari 2008 sprake van ernstig dierenleed en is de ernst van de overtreding op 9 februari 2008 voldoende om de vervoersvergunning van appellante direct te schorsen.
Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat verweerder, voordat de Beleidsregels dierenwelzijn 2009 van kracht waren, per geval bekeek wat een passende reactie was op een overtreding van de Verordening.
2.3 Het College stelt vast dat verweerder aan het bestreden besluit overtredingen van de Verordening door appellante op 9 februari 2008 en 16 februari 2008 ten grondslag heeft gelegd en ter zitting te kennen heeft gegeven dat de overtredingen op 16 februari 2008 bij nader inzien niet aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen worden gelegd. Voor de resterende overtredingen op 9 februari 2008 staat vast dat op het vervoerscertificaat de tijd van vertrek is veranderd van 11.00 uur in 17.00 uur en dat het transport met bestemming Weissenfels (Duitsland) door verweerder is beoordeeld aan de hand van de eisen voor kort transport. Tevens staat vast dat de veewagen om 14.40 uur nabij Helmond is gekanteld. Ter zitting heeft appellante erkend dat de veewagen niet direct na het certificeren is vertrokken. Appellante heeft verklaard de verantwoordelijke chauffeur hierop te hebben aangesproken.
2.4 Op grond van artikel 3 van de Beleidsregels kan de Minister de vergunning intrekken of voor een bepaalde periode schorsen indien een overtreding van de Verordening is begaan waarbij de dieren ernstig lijden. Het College stelt vast dat in de op het tijdstip van de overtreding van toepassing zijnde Beleidsregels geen onderscheid wordt gemaakt naar ernst van de overtredingen. Niet gebleken is dat verweerder een nadere beleidsmatige invulling aan het begrip "ernstig lijden" heeft gegeven.
2.5 Het College overweegt dat – nu de overtredingen van 16 februari 2008 niet langer aan het bestreden besluit ten grondslag worden gelegd – de overtreding van 9 februari 2008 het bestreden besluit dient te kunnen dragen. De door verweerder in dit verband gegeven onderbouwing voor de maatregel van schorsing van de vergunning voor lang transport, acht het College niet toereikend. De onderbouwing spitst zich toe op de aanname dat ten gevolge van de verlate vertrektijd en de af te leggen afstand sprake was van lang transport, terwijl het transport voortijdig en binnen de 8 uur die voor het transport staat, is afgebroken. Het College is van oordeel dat de (mede ter zitting) gegeven motivering niet voldoet aan de vereisten van artikel 7:12, eerste lid, Awb.
2.6 Ingevolge artikel 19, zesde lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie (hierna: Wbb), kan het College het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2.7 Overeenkomstig de op 1 januari 2010 in werking getreden Wet bestuurlijke lus ziet het College in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding verweerder op grond van artikel 19, zesde lid, Wbb op te dragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder dient hiertoe het besluit van 25 september 2008 te voorzien van een deugdelijke motivering dan wel een ander besluit te nemen. Hiertoe zal een termijn worden gesteld.
2.8 Nadat het besluit van 25 september 2008 is hersteld of vervangen zal op het beroep tegen dat besluit worden beslist. In de einduitspraak zal tevens worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het griffierecht.
3. De beslissing
Het College draagt de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak:
- het besluit van 25 september 2008 in overeenstemming te brengen met artikel 7:12 Awb dan wel daarvoor in de plaats een
ander besluit te nemen, en
- het herstelde dan wel vervangende besluit aan het College toe te zenden.
Aldus gewezen door mr. M. van Duuren, mr. E.R. Eggeraat en mr. E.M.H. Loozen, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Mulder als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 7 januari 2011.
bij afwezigheid van mr. M. van Duuren w.g. F.E. Mulder
ondertekend door mr. E.R. Eggeraat