2. De beoordeling van het geschil
2.1 Bij besluit van 16 september 2008 heeft verweerder de aanvraag van appellant om bedrijfstoeslag voor het jaar 2007 afgewezen. Bij besluit van 21 februari 2009 heeft verweerder dit besluit gewijzigd en appellant alsnog € 1.145,99 bedrijfstoeslag toegekend voor 2007. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellant tegen het besluit van 16 september 2008 niet-ontvankelijk verklaard wegens het vervallen van procesbelang, en het bezwaar tegen het besluit van 21 februari 2009 ongegrond verklaard. Verweerder heeft laatstgenoemd besluit wel om een andere reden herroepen, en het aan appellant uitgekeerde bedrag teruggevorderd.
Verweerder heeft met betrekking tot het bezwaar tegen het besluit van 21 februari 2009, samengevat, overwogen dat appellant gelet op de artikelen 11 en 21 van Verordening (EG) nr. 796/2004 en artikel 55 van de Regeling tot uiterlijk 15 mei 2007 de mogelijkheid had om een Gecombineerde opgave met de daarbij behorende stukken in te dienen teneinde aanspraak te maken op uitbetaling van zijn toeslagrechten. Vanaf die datum geldt een kortingsperiode tot en met 11 juni 2007. Indien documenten die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag na 11 juni 2007 worden ontvangen, wordt de aanvraag voor dat gedeelte afgewezen. De bedrijfskaart is een noodzakelijk document voor de beoordeling van de aanvraag. Appellant heeft op het overzicht gewaspercelen behorend tot de Gecombineerde opgave 2007 aangegeven dat alleen perceel 3 in aanmerking wordt gebracht voor uitbetaling van toeslagrechten. Appellant heeft de bedrijfskaart waarop perceel 3 is ingetekend, echter na 11 juni 2007 ingediend. Dit heeft volgens verweerder tot gevolg dat dit perceel niet in aanmerking komt voor uitbetaling van toeslagrechten.
Op 26 juli 2007 heeft appellant met het alsnog indienen van de gevraagde bedrijfskaarten de percelen met volgnummers 5 tot en met 9 toegevoegd aan zijn aanvraag. In zijn bezwaarschrift van 18 oktober 2008 heeft appellant bovendien verzocht de percelen met nummers 1, 2 en 4 tot en met 9 in aanmerking te laten komen voor uitbetaling van zijn toeslagrechten. Wijzigingen van de aanvraag na 11 juni 2007 kunnen echter op grond van de artikelen 15 en 21, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 796/2004 en artikel 55 van de Regeling niet worden aanvaard.
Het voorgaande betekent volgens verweerder dat appellants aanvraag dient te worden afgewezen en dat de reeds door appellant ontvangen uitbetaling van toeslagrechten op grond van artikel 73 van Verordening (EG) nr. 796/2004 dient te worden teruggevorderd.
2.2 Appellant heeft, samengevat, onder meer het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd. Verweerder had uit de hierna in 2.4 geciteerde opmerking in de Gecombineerde opgave direct bij ontvangst van de aanvraag kunnen constateren dat de aanvraag onvolledig was. Verweerder had appellant de gelegenheid moeten geven om binnen een redelijke termijn zijn aanvraag aan te vullen. Binnen de aanvraagperiode was daarvoor ook nog alle ruimte. Verweerder heeft appellant echter pas op 28 juni 2007, na de uiterste datum voor het completeren van de aanvraag, de gelegenheid tot herstel geboden. Hiervan kan appellant geen verwijt worden gemaakt.
Verder is sprake van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004. Indien op de Gecombineerde opgave het aantal toeslagrechten met de corresponderende waarde was afgedrukt, had verweerder direct kunnen zien dat de aanvraag onlogisch was ingevuld. Verweerder diende uit vorengenoemde opmerking in de Gecombineerde opgave te begrijpen dat deze wijze van aanvragen niet leidt tot hetgeen appellant met zijn aanvraag beoogde te verkrijgen, en appellant de gelegenheid moeten bieden om deze fout te herstellen.
2.3 Appellants grief dat verweerder hem tijdig de gelegenheid had moeten geven om de aanvraag te completeren is terecht opgeworpen. Het College overweegt hiertoe het volgende.
Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie bevat onder meer voorschriften met betrekking tot de inhoud van de verzamelaanvraag, die onderdeel uitmaakt van de Gecombineerde opgave. Deze aanvraag moet volgens artikel 12, eerste lid, aanhef en onder d, van de Verordening alle gegevens bevatten die nodig zijn om te bepalen of aanspraak op de steun kan worden gemaakt, en in het bijzonder de voor de identificatie van alle percelen landbouwgrond van het bedrijf benodigde gegevens, zoals de oppervlakte van deze percelen, de ligging ervan en het grondgebruik op die percelen. Volgens het derde lid van artikel 12, voor zover thans van belang, worden op het grafische materiaal dat aan de landbouwer wordt bezorgd, de grenzen en de unieke identificatie van de referentiepercelen aangegeven en geeft de landbouwer daarop de ligging van elk perceel landbouwgrond aan.
2.4 Vast staat dat de door verweerder op 15 mei 2007 ontvangen Gecombineerde opgave 2007 geen volledige aanvraag om vaststelling van bedrijfstoeslag bevatte. Weliswaar heeft appellant op het overzicht gewaspercelen 4 percelen ingevuld, en bij perceelnummer 3 met een oppervlakte van 24,60 hectaren door middel van een kruisje opgegeven dat hij dit perceel voor uitbetaling van gewone toeslagrechten wilde benutten, maar de bedrijfskaart met daarop de intekening van perceel 3 ontbrak. Appellant heeft in de Gecombineerde opgave op een aparte bladzijde de volgende opmerking geplaatst: