ECLI:NL:CBB:2010:BO5383
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- E.R. Eggeraat
- E. Dijt
- S.K. Welbedacht
- Rechtspraak.nl
Tegemoetkoming in schade door maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, thans de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, waarin zijn verzoek om herziening van een besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming in schade als gevolg van maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza werd afgewezen. De procedure begon met een brief van appellant op 31 december 2007, waarin hij zijn bezwaren tegen de afwijzing van zijn verzoek om herziening kenbaar maakte. De minister had eerder, op 20 november 2007, de bezwaren van appellant ongegrond verklaard. Appellant was het niet eens met de taxatie van zijn schade en stelde dat de taxateurs niet onafhankelijk hadden gehandeld, omdat zij gebonden waren aan richtlijnen van de minister. Tijdens de zitting op 19 mei 2010 werd het standpunt van appellant verder toegelicht door zijn gemachtigde.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de minister terecht had geweigerd om terug te komen op het eerder genomen besluit, omdat appellant geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangetoond. Het College benadrukte dat de wetgever beperkingen heeft gesteld aan de mogelijkheid om besluiten in rechte aan te tasten en dat appellant niet tijdig beroep had ingesteld tegen het besluit van 20 juli 2004, waardoor dit besluit rechtens onaantastbaar was geworden. Het College concludeerde dat de inhoud van jurisprudentie niet kan worden aangemerkt als nieuw feit en dat appellant had moeten opkomen tegen de taxatie en de hoogte van de tegemoetkoming in de beroepsprocedure tegen het eerdere besluit.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de noodzaak voor belanghebbenden om tijdig rechtsmiddelen aan te wenden tegen bestuursbesluiten.