ECLI:NL:CBB:2010:BO2559

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/615
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring beroep tegen niet-ontvankelijkheid bezwaar heffing op grond van Regeling retributies VWA

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 oktober 2010 uitspraak gedaan in het geschil tussen Compaxo Vlees Zevenaar B.V. en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft een heffing die aan appellante is opgelegd op basis van de Regeling retributies VWA veterinaire en hygiënische aangelegenheden. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de heffing, maar dit bezwaar werd door de Minister niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Appellante heeft hiertegen beroep ingesteld bij het College.

Het College heeft vastgesteld dat appellante niet tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend, aangezien de termijn van zes weken, zoals voorgeschreven in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, was verstreken. Appellante voerde aan dat er sprake was van een abuis, maar het College oordeelde dat deze omstandigheid niet voldoende was om te concluderen dat appellante niet in verzuim was. Het College heeft ook het betoog van appellante dat de heffing inhoudelijk niet rechtmatig was, verworpen.

Uiteindelijk heeft het College het beroep ongegrond verklaard en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaar en de strikte toepassing van de termijnen in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 07/615 14 oktober 2010
40000 Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie
Uitspraak in de zaak van:
Compaxo Vlees Zevenaar B.V., te Zevenaar, appellante,
gemachtigde: mr. R. van Rees, advocaat te Gouda,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigden: mr. N. Alam, mr. B.M. Kleijs en drs. K. Polaris, allen werkzaam bij verweerders ministerie.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 18 mei 2006 heeft verweerder appellante een heffing opgelegd op grond van de Regeling retributies VWA veterinaire en hygiënische aangelegenheden.
Bij besluit van 5 juli 2007 heeft verweerder het hiertegen door appellante bij brief van 19 juli 2006 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 16 augustus 2007, bij het College binnengekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld.
Bij brief van 17 september 2007 heeft appellante de gronden van het beroep ingediend.
Bij brief van 14 november 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 20 mei 2010 heeft verweerder nadere stukken overgelegd.
Op 1 juni 2010 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij de gemachtigden van partijen zijn verschenen. Van de zijde van appellante is tevens verschenen T. de Vries, werkzaam bij appellante. Van de zijde van verweerder is tevens verschenen J.G.W. van Megen, werkzaam bij B.V. Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Het College stelt vast dat appellante niet tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend. Appellante heeft namelijk pas bezwaar gemaakt nadat de termijn van zes weken als bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht was verstreken. In artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Appellante heeft aangevoerd dat per abuis niet tijdig bezwaar is gemaakt. Het College is van oordeel dat die omstandigheid er niet toe kan leiden dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante in verzuim is geweest. Het betoog van appellante dat de heffing inhoudelijk bezien niet rechtmatig is, kan evenmin leiden tot de conclusie dat verweerder het bezwaar vanwege de termijnoverschrijding ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.2 Gezien het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J.L.W. Aerts, mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir en mr. M. van Duuren, in tegenwoordigheid van mr. M.B.L. van der Weele als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2010.
w.g. J.L.W. Aerts w.g. M.B.L. van der Weele