ECLI:NL:CBB:2010:BO2554

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/400
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van bezwaar in bestuursrechtelijke heffingszaak

In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gaat het om de tijdige indiening van een bezwaar door Compaxo Vlees Zevenaar B.V. tegen een heffing opgelegd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De heffing werd opgelegd op 5 september 2006 op basis van de Regeling retributies VWA veterinaire en hygiënische aangelegenheden. Appellante maakte bezwaar tegen het besluit van 21 april 2008, waarin het bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit bezwaar was ingediend op 16 maart 2007, wat na de wettelijke termijn van zes weken was.

Het College heeft vastgesteld dat appellante niet tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend, aangezien de termijn van zes weken, zoals bepaald in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, was verstreken. Appellante voerde aan dat zij de heffing pas op 17 januari 2007 had ontvangen, maar het College oordeelde dat dit niet voldoende was om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De argumenten van appellante dat de heffing inhoudelijk niet rechtmatig was, konden evenmin leiden tot een andere conclusie.

Uiteindelijk heeft het College het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 14 oktober 2010, waarbij de betrokken rechters en de griffier aanwezig waren. De zaak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 08/400 14 oktober 2010
40000 Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie
Uitspraak in de zaak van:
Compaxo Vlees Zevenaar B.V., te Zevenaar, appellante,
gemachtigde: mr. R. van Rees, advocaat te Gouda,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigden: mr. N. Alam, mr. B.M. Kleijs en drs. K. Polaris, allen werkzaam bij verweerders ministerie.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 5 september 2006 heeft verweerder appellante een heffing opgelegd op grond van de Regeling retributies VWA veterinaire en hygiënische aangelegenheden.
Bij besluit van 21 april 2008 heeft verweerder het hiertegen door appellante bij brief van 16 maart 2007 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 30 mei 2008, bij het College binnengekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld.
Bij brief van 30 juni 2008 heeft appellante de gronden van het beroep ingediend.
Bij brief van 28 juli 2008 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 20 mei 2010 heeft verweerder nadere stukken overgelegd.
Op 1 juni 2010 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij de gemachtigden van partijen zijn verschenen. Van de zijde van appellante is tevens verschenen T. de Vries, werkzaam bij appellante. Van de zijde van verweerder is tevens verschenen J.G.W. van Megen, werkzaam bij B.V. Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Het College stelt vast dat appellante niet tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend. Appellante heeft namelijk pas bezwaar gemaakt nadat de termijn van zes weken als bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht was verstreken. In artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Appellante heeft in de bezwaarfase aangevoerd dat zij de heffing die overigens juist was geadresseerd pas op 17 januari 2007 heeft ontvangen. Het College is van oordeel dat verweerder terecht in het bestreden besluit heeft overwogen dat appellante, door pas op 16 maart 2007 een bezwaarschrift in te dienen, niet zo spoedig als redelijkerwijs kon worden verlangd bezwaar heeft gemaakt. Het betoog van appellante dat de heffing inhoudelijk bezien niet rechtmatig is, kan evenmin leiden tot de conclusie dat verweerder het bezwaar vanwege de termijnoverschrijding ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.2 Gezien het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J.L.W. Aerts, mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir en mr. M. van Duuren, in tegenwoordigheid van mr. M.B.L. van der Weele als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2010.
w.g. J.L.W. Aerts w.g. M.B.L. van der Weele