ECLI:NL:CBB:2010:BO1067

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
2 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/962
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Nederlandse Zorgautoriteit inzake nacalculatie zorgkosten

In deze zaak heeft de Stichting WoonZorgcentra Haaglanden, appellante, beroep ingesteld tegen een besluit van de Nederlandse Zorgautoriteit, verweerster, dat op 17 oktober 2008 is genomen. Dit besluit verklaarde het bezwaar van appellante tegen een eerdere beschikking van 29 april 2008 ongegrond. De achtergrond van het geschil betreft een aanvraag voor nacalculatie van zorgkosten over het jaar 2001, die door verweerster in een tariefbeschikking van 10 juli 2003 is verwerkt. Appellante heeft in 2006 verzocht om herziening van het budget voor aanvaardbare kosten, maar verweerster heeft dit verzoek afgewezen op basis van het feit dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een heroverweging rechtvaardigden.

De procedure begon met een brief van appellante op 28 november 2008, waarin zij haar beroep indiende. Tijdens de hoorzitting op 9 september 2008 heeft appellante geprobeerd nieuwe feiten aan te voeren, maar verweerster bleef bij haar standpunt dat de nacalculatie al was afgehandeld en dat de tariefbeschikking formele rechtskracht had verkregen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van nieuw gebleken feiten of omstandigheden die de afwijzing van verweerster konden ondermijnen.

Uiteindelijk heeft het College het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij het benadrukt dat appellante tijdig bezwaar had moeten maken tegen de tariefbeschikking. De beslissing van het College houdt in dat de eerdere besluiten van verweerster in stand blijven, zonder dat er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 08/962 2 september 2010
13950 Wet marktordening gezondheidszorg
Uitspraak in de zaak van:
Stichting WoonZorgcentra Haaglanden, te Den Haag, appellante,
gemachtigde: mr. M.M. Janssen, advocaat te Amsterdam,
tegen
de Nederlandse Zorgautoriteit, verweerster,
gemachtigde: mr. M.A. de Leeuw, werkzaam bij verweerster.
1. De procedure
Appellante heeft bij brief van 28 november 2008, bij het College binnengekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerster van 17 oktober 2008.
Bij dit besluit heeft verweerster het bezwaar van appellante, gericht tegen de beschikking van 29 april 2008 waarbij verweerster een verzoek tot herziening heeft afgewezen, ongegrond verklaard.
Bij brief van 27 januari 2009 heeft appellante de gronden van het bezwaar ingediend.
Verweerster heeft op 24 maart 2009 een verweerschrift ingediend.
Op 10 juni 2010 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellante heeft op 19 maart 2003 een aanvraag nacalculatie 2001 ingediend.
- In de tariefbeschikking van 10 juli 2003, verzonden op 14 juli 2003, is de nacalculatie verwerkt.
- Bij brief van 21 december 2006 heeft appellante verzocht om het budget aanvaardbare kosten voor 2001 te herzien, in die zin dat de productie “wonen met verpleeghuiszorg” van de externe locaties A en B daarin alsnog wordt verwerkt.
- Bij brief van 3 augustus 2007 heeft verweerster aangegeven dat de termijn voor het maken van bezwaar tegen de tariefbeschikking was verstreken en dat deze formele rechtskracht heeft verkregen.
- Appellante heeft het verzoek van 21 december 2006 op 27 december 2007 herhaald.
- Verweerster heeft bij besluit van 29 april 2008 het verzoek afgewezen op de grond dat niet is gebleken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
- Bij brief van 9 juni 2008 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
- Op 9 september 2008 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Tijdens deze hoorzitting is aan appellante gelegenheid geboden nieuwe feiten of veranderde omstandigheden aan te tonen.
- In reactie hierop heeft appellante bij brief van 2 oktober 2008 aangevoerd dat uit de tariefbeschikking van 10 juli 2003 op geen enkele wijze blijkt dat (de rechtsvoorganger van) verweerster op de hoogte was van de productie in de locaties A en B.
- Bij brief van 3 oktober 2008 heeft het zorgkantoor verweerster verzocht om haar standpunt in heroverweging te nemen.
- Vervolgens heeft verweerster het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit en het nadere standpunt van verweerster
Bij het bestreden besluit heeft verweerster het bezwaar ongegrond verklaard. Daaraan is het volgende ten grondslag gelegd. De nacalculatie 2001 is reeds afgehandeld en verwerkt in de tariefbeschikking van 10 juli 2003. Hiertegen is niet binnen de gestelde termijn bezwaar gemaakt zodat deze beschikking formele rechtskracht heeft gekregen.
Indien na een afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan is de aanvrager op grond van artikel 4:6, eerste lid, Awb gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden die van zodanige aard zijn dat zij tot een andere beschikking aanleiding kunnen geven. Van dergelijke feiten of omstandigheden is niet gebleken. De productie van de twee externe locaties maakte onderdeel uit van de door appellante ingediende aanvraag en is verwerkt in de tariefbeschikking. Indien appellante het niet eens was met de wijze waarop verweerster de productie heeft verwerkt had zij bezwaar moeten maken binnen de daarvoor gestelde termijn. Nu ook van andere nieuwe feiten of omstandigheden niet is gebleken, wordt het bezwaar ongegrond verklaard.
Ter zitting heeft verweerster nader uiteen gezet dat het, gelet op de bekostigingssystematiek, van belang is dat boekjaren definitief kunnen worden afgesloten.
4. Het standpunt van appellante
Het formele standpunt van verweerster dat appellante te laat is met het bezwaar is onjuist. Tussen partijen is niet in geschil dat de betreffende zorg is verleend en het zorgkantoor is akkoord met de door appellante gemaakte kosten.
Appellante stelt dat verweerster nog niet heeft besloten ten aanzien van de productie van A en B. In de tariefbeschikking wordt op geen enkele wijze verwezen naar die verpleegdagen zodat van een afwijzing van dat deel geen sprake is. Verweerster heeft bij de beoordeling van het nacalculatieformulier de extra verpleegdagen niet gezien en niet bij de beoordeling meegenomen. Dit betekent dat deze productie pas in de loop van de bezwaarprocedure bij verweerster bekend is geworden en dat dus sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden of in ieder geval van feiten en omstandigheden die niet eerder door verweerster betrokken zijn geweest bij de besluitvorming.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Artikel 4:6, eerste lid, Awb bepaalt dat indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvrager gehouden is nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
Het College is van oordeel dat verweerster zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat in dit geval geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van deze wetsbepaling. In de bij de beschikking van 10 juli 2003 behorende rekenstaat zijn de aanvaardbare kosten vastgesteld op een bedrag van
fl. 43.020.664,--, in afwijking van het door appellante in het nacalculatieformulier opgevoerde bedrag van fl. 45.431.894,--.
Dit verschil betekent dat de door appellante in een bijlage bij het nacalculatieformulier berekende productie van de externe locaties niet is gehonoreerd. Appellante had dit ook dienen te begrijpen en zij had tijdig bezwaar tegen de tariefbeschikking kunnen maken. Nu zij dit heeft nagelaten heeft de tariefbeschikking van 10 juli 2003 formele rechtskracht verkregen. Appellante kan niet worden gevolgd in haar betoog dat verweerster in haar tariefbeschikking nog geen besluit heeft genomen ten aanzien van de productie van de externe locaties. Zoals hiervoor overwogen houdt de tariefbeschikking immers een afwijzing in van deze posten en was dit ook kenbaar voor appellante.
5.2 Het beroep van appellante is ongegrond.
5.3 Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. E.R. Eggeraat, mr. M. van Duuren en mr. W.A.J. van Lierop, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Bannink als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 2 september 2010.
w.g. E.R. Eggeraat w.g. L.C. Bannink