ECLI:NL:CBB:2010:BN4995
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bedrijfstoeslag 2008 en gevolgen van niet benutting van toeslagrechten
In deze zaak heeft appellante, een maatschap, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dit besluit, genomen op 30 juni 2009, was een reactie op het bezwaar van appellante tegen een eerdere afwijzing van haar aanvraag voor bedrijfstoeslag voor het jaar 2008. De afwijzing was gebaseerd op de te late indiening van de Gecombineerde opgave 2008, die pas op 7 juli 2008 was ontvangen, terwijl de indieningstermijn op 15 mei 2008 eindigde. Appellante stelde dat er bijzondere omstandigheden waren die de late indiening veroorzaakten, maar het College oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om de afwijzing te rechtvaardigen.
Tijdens de zitting op 9 juni 2010 heeft appellante haar standpunt toegelicht, waarbij zij betoogde dat zij de percelen conform de eisen had gebruikt voor de uitbetaling van toeslagrechten. Het College constateerde echter dat het geschil niet langer ging over de uitbetaling van de toeslagrechten zelf, maar over de gevolgen van het niet benutten van deze rechten. Appellante had geen bezwaar gemaakt tegen een eerder overzicht van geregistreerde toeslagrechten, waaruit bleek dat het niet benutten van de toeslagrechten in 2008 leidde tot verval of waardedaling van deze rechten.
Het College heeft in zijn uitspraak van 8 april 2010 al overwogen dat de schriftelijke mededeling aan een landbouwer over de wijziging van het aantal beschikbare toeslagrechten een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De gevolgen van het niet gebruiken van de toeslagrechten zijn vastgelegd in het overzicht van 13 mei 2009, dat als een besluit geldt. Het College concludeert dat de grieven van appellante over het vervallen van de toeslagrechten niet aan de orde kunnen komen in deze procedure, die zich richt op de niet-uitbetaling van de bedrijfstoeslag over 2008.
Uiteindelijk heeft het College het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. C.J. Waterbolk, met mr. O.C. Bos als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 28 juli 2010.