ECLI:NL:CBB:2010:BN4995

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
28 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1037
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bedrijfstoeslag 2008 en gevolgen van niet benutting van toeslagrechten

In deze zaak heeft appellante, een maatschap, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dit besluit, genomen op 30 juni 2009, was een reactie op het bezwaar van appellante tegen een eerdere afwijzing van haar aanvraag voor bedrijfstoeslag voor het jaar 2008. De afwijzing was gebaseerd op de te late indiening van de Gecombineerde opgave 2008, die pas op 7 juli 2008 was ontvangen, terwijl de indieningstermijn op 15 mei 2008 eindigde. Appellante stelde dat er bijzondere omstandigheden waren die de late indiening veroorzaakten, maar het College oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om de afwijzing te rechtvaardigen.

Tijdens de zitting op 9 juni 2010 heeft appellante haar standpunt toegelicht, waarbij zij betoogde dat zij de percelen conform de eisen had gebruikt voor de uitbetaling van toeslagrechten. Het College constateerde echter dat het geschil niet langer ging over de uitbetaling van de toeslagrechten zelf, maar over de gevolgen van het niet benutten van deze rechten. Appellante had geen bezwaar gemaakt tegen een eerder overzicht van geregistreerde toeslagrechten, waaruit bleek dat het niet benutten van de toeslagrechten in 2008 leidde tot verval of waardedaling van deze rechten.

Het College heeft in zijn uitspraak van 8 april 2010 al overwogen dat de schriftelijke mededeling aan een landbouwer over de wijziging van het aantal beschikbare toeslagrechten een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De gevolgen van het niet gebruiken van de toeslagrechten zijn vastgelegd in het overzicht van 13 mei 2009, dat als een besluit geldt. Het College concludeert dat de grieven van appellante over het vervallen van de toeslagrechten niet aan de orde kunnen komen in deze procedure, die zich richt op de niet-uitbetaling van de bedrijfstoeslag over 2008.

Uiteindelijk heeft het College het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. C.J. Waterbolk, met mr. O.C. Bos als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 28 juli 2010.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 09/1037 28 juli 2010
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
Maatschap A en B, te C, appellante,
gemachtigde: ing. A. Folkertsma, werkzaam bij van der Meer Accountants en Adviseurs te Oosterwolde,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. drs. M.G. Fikken, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellante heeft bij brief van 5 augustus 2009, bij het College op dezelfde dag per fax binnengekomen, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 30 juni 2009.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen een besluit van 29 augustus 2008, waarbij verweerder wegens te late indiening afwijzend heeft beslist op de aanvraag bedrijfstoeslag voor het jaar 2008 van appellante op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006.
Bij brief van 24 september 2009 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Op 9 juni 2010 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen hun standpunt hebben toegelicht bij monde van hun gemachtigde.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Verweerder heeft bij het bestreden besluit overwogen dat de Gecombineerde opgave 2008, met daarbij het Overzicht gewaspercelen 2008, pas op 7 juli 2008 is ontvangen. Daarmee is deze niet ingediend voor het verstrijken van de indieningstermijn, die op 15 mei 2008 eindigde. Evenmin is de opgave gedaan vóór ommekomst van de zogenoemde kortingstermijn die op 9 juni 2008 verstreek. Ingevolge de toepasselijke Europese regelgeving was verweerder gehouden de aanvraag bedrijfstoeslag wegens te late indiening af te wijzen, tenzij deze veroorzaakt zou zijn door bijzondere omstandigheden of overmacht. Dat er sprake is geweest van bijzondere omstandigheden tengevolge waarvan het voor appellante, ondanks alle mogelijke voorzorgen, onmogelijk was de aanvraag tijdig in te dienen is verweerder echter niet gebleken. Noch de ziekte van A noch de misverstanden tussen door appellante ingeschakelde derden, waardoor het invullen van de Gecombineerde opgave tijdelijk aan de aandacht is ontsnapt, kunnen tot deze conclusie leiden.
2.2 Appellante heeft in haar beroepschrift onder meer het volgende vermeld:
"(…) Wij maken geen bezwaar tegen het niet uitbetalen van toeslagrechten over 2008 maar wij maken wel bezwaar tegen de stelling dat het afwijzen van de aanvraag tot uitbetaling van de toeslagrechten over 2008 ook nadelige gevolgen heeft voor de waarde van de toeslagrechten. (…)"
Appellante meent dat zij de percelen die zij in 2008 heeft opgegeven voor uitbetaling van toeslagrechten conform de voor uitbetaling van toeslagrechten geldende eisen heeft gebruikt. Zij bestrijdt daarom verweerders standpunt dat de toeslagrechten niet zijn benut.
2.3 Het College stelt vast dat het geschil niet langer betrekking heeft op het niet uitbetalen van toeslagrechten over 2008. Appellantes beroep richt zich tegen de gevolgen die verweerder daaraan verbindt. Op 13 mei 2009 heeft verweerder appellante een Overzicht geregistreerde toeslagrechten toegezonden, waaruit blijkt dat het niet benutten van de toeslagrechten in 2008 heeft geleid tot het vervallen van de onbenutte toeslagrechten, dan wel een waardedaling van het samenstel van toeslagrechten. Tegen dit overzicht heeft appellante destijds geen bezwaar gemaakt.
2.4 In zijn uitspraak van 8 april 2010, procedurenummer AWB 08/755 (te vinden op www.rechtspraak.nl.; LJN: BM3291) heeft het College overwogen dat de schriftelijke mededeling aan een landbouwer over de wijziging van het aantal beschikbare toeslagrechten als gevolg van het niet gebruiken van deze toeslagrechten een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 795/2004 moet onder een niet gebruikt toeslagrecht worden verstaan “een toeslagrecht waarvoor tijdens een kalenderjaar geen betaling is verleend”.
Verweerder heeft zich daarom op goede gronden op het standpunt gesteld dat de gevolgen van het door appellante niet gebruiken van de toeslagrechten in 2008 zijn neergelegd in meergenoemd overzicht van 13 mei 2009, dat als een besluit heeft te gelden. De grieven van appellante die betrekking hebben op het vervallen van toeslagrechten wegens niet benutting ervan kunnen in de onderhavige procedure, die betrekking heeft op het niet uitbetalen van de bedrijfstoeslag over 2008, dus niet aan de orde komen.
2.5 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Awb.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.J. Waterbolk, in tegenwoordigheid van mr. O.C. Bos als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2010.
w.g. C.J. Waterbolk w.g. O.C. Bos