ECLI:NL:CBB:2010:BN4889
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.R. Eggeraat
- E. Dijt
- S.K. Welbedacht
- Rechtspraak.nl
Tuchtprocedure tegen Maatschap A-B inzake overtredingen van de Verordening vaccinatie Newcastle Disease
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan op het beroep van Maatschap A-B tegen een tuchtbeslissing van het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren. De appellante, Maatschap A-B, had beroep ingesteld tegen de tuchtbeslissing die hen een geldboete oplegde wegens het niet inzenden van bloedmonsters ter controle op de effectiviteit van vaccinaties tegen Newcastle Disease (NCD). De feiten van de zaak zijn als volgt: op 5 augustus 2009 werd geconstateerd dat er geen bloedmonsters waren ingezonden van twee koppels vleeskuikens, wat in strijd was met de Verordening vaccinatie Newcastle Disease. De dierenarts van appellante had aangegeven dat hij door persoonlijke omstandigheden niet in staat was geweest om de bloedmonsters te nemen. Het tuchtgerecht oordeelde dat de appellante, ondanks de omstandigheden, verantwoordelijk was voor de naleving van de regelgeving en dat de gemaakte fouten aan hen konden worden toegerekend.
Tijdens de zitting op 19 mei 2010 heeft de vertegenwoordiger van appellante, de heer D, verklaard dat hij afspraken had gemaakt met de dierenarts, maar dat de uitvoering daarvan niet adequaat was geweest. Het tuchtgerecht legde een geldboete op van € 1.125,-, waarvan € 570,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Appellante was van mening dat de boetes te hoog waren en dat zij niet volledig verantwoordelijk kon worden gehouden voor de nalatigheid van de dierenarts.
Het College heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de opgelegde boetes in verhouding stonden tot de ernst van de overtredingen. Het College benadrukte het belang van naleving van de regels binnen de pluimveesector en oordeelde dat de zorgplicht van de ondernemer ook de handelingen van de dierenarts omvat. Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het tuchtgerecht.