ECLI:NL:CBB:2010:BN0520

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
29 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/882
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen registeraccountant wegens gebrekkige communicatie en belangenconflict bij overnameadvies

In deze zaak heeft de Raad van Tucht voor Registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten te Amsterdam een klacht behandeld die was ingediend door de maatschap de Notarissen Stein Esser Dantuma Verschuren tegen registeraccountant A. De klacht betreft de gebrekkige communicatie van betrokkene met klaagster tijdens de advisering over een mogelijke overname van een notariskantoor. Betrokkene was sinds 2000 huisaccountant van klaagster en had in juli 2007 oriënterende gesprekken gevoerd over de overname. Echter, na zijn terugkeer van vakantie in augustus 2007 meldde betrokkene dat hij niet langer vrijstond om klaagster bij te staan, omdat een kantoorgenoot een andere opdracht had aanvaard. Dit leidde tot een belangenconflict en de klacht van klaagster dat betrokkene het vertrouwen had beschaamd.

De Raad van Tucht oordeelde dat er sprake was van gebrekkige interne communicatie op het kantoor van betrokkene, wat had geleid tot het niet tijdig onderkennen van het belangenconflict. Ook was er onvoldoende communicatie met klaagster, aangezien betrokkene had moeten overleggen over de ontstane situatie. De Raad verklaarde de klacht gegrond, maar legde geen maatregel op, omdat betrokkene nog nooit eerder was bestraft en hij zich bewust was van de tekortkomingen in de communicatie.

Appellant, het bestuur van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants, heeft beroep aangetekend tegen deze beslissing, maar het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft het beroep verworpen. Het College bevestigde dat betrokkene onvoldoende professioneel gedrag had vertoond en dat de klacht terecht gegrond was verklaard. De beslissing van de Raad van Tucht werd daarmee bevestigd.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 08/882 29 juni 2010
20010 Wet op de Registeraccountants
Raad van tucht Amsterdam
Uitspraak in de zaak van:
het Bestuur van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA), te Amsterdam, appellant van een beslissing van de raad van tucht voor registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten te Amsterdam (hierna: de raad van tucht), onder nummer R 633, gewezen op 9 september 2008,
gemachtigde: mr. J.J. Scholtes, medewerker juridische aangelegenheden bij appellant.
1. De procedure
Bij brief, verzonden op 9 september 2008, heeft de raad van tucht appellant afschrift toegezonden van evenvermelde beslissing, gegeven op een klacht, op 18 januari 2008 door de maatschap de Notarissen Stein Esser Dantuma Verschuren (hierna: klaagster), te Vianen, ingediend tegen A (hierna: betrokkene), destijds kantoorhoudende te B.
Bij beroepschrift, gedateerd 7 november 2008, heeft appellant tegen die beslissing beroep ingesteld bij het College.
De raad van tucht heeft bij brief van 18 november 2008 op de zaak betrekking hebbende stukken doen toekomen aan de griffier van het College.
Bij brieven van 21 november 2008 heeft het College onderscheidenlijk klaagster en betrokkene in de gelegenheid gesteld een reactie op het beroepschrift in te dienen.
Van deze gelegenheid hebben klaagster noch betrokkene gebruik gemaakt.
Op 18 maart 2010 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Appellant heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door zijn hiervoor genoemde gemachtigde. Betrokkene is in persoon verschenen. Klaagster heeft zich ter zitting niet laten vertegenwoordigen.
2. De beslissing van de raad van tucht
Ter zake van de formulering van de klacht door de raad van tucht en de bij de beoordeling daarvan in aanmerking genomen feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden tuchtbeslissing, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht en als hier ingelast wordt beschouwd.
Bij de bestreden tuchtbeslissing heeft de raad van tucht geoordeeld dat op het kantoor van betrokkene sprake is geweest van een gebrekkige interne communicatie ter zake van de procedure van opdrachtaanvaarding en het controleren van een mogelijk “conflict of interest”, aangezien een kantoorgenoot van betrokkene blijkbaar niet op de hoogte is geweest van de strekking van de gesprekken tussen betrokkene en klaagster over de mogelijke overname van een notariskantoor. Voorts heeft de raad van tucht geoordeeld dat sprake is geweest van een gebrekkige communicatie van betrokkene met klaagster, omdat het op de weg van betrokkene had gelegen om eind augustus 2007 uitvoeriger met klaagster te overleggen over een oplossing van het gerezen probleem.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad van tucht geconcludeerd dat onvoldoende sprake is geweest van professioneel gedrag van betrokkene als vereist door de Verordening gedragscode (VGC). Op grond hiervan heeft de raad van tucht de klacht gegrond verklaard. In verband met het feit dat aan betrokkene nooit een maatregel is opgelegd en betrokkene volgens de raad van tucht beseft dat er te weinig communicatie is geweest, is volstaan met de constatering dat de klacht gegrond is en is geen maatregel opgelegd.
3. De beoordeling van het beroep
3.1 Het beroep strekt ertoe dat het College de bestreden tuchtbeslissing vernietigt en de klacht tegen betrokkene alsnog ongegrond verklaart. Hiertoe heeft appellant aangevoerd dat betrokkene geen opdracht tot advisering inzake de mogelijke overname van een notariskantoor door klaagster heeft aanvaard. Volgens appellant heeft betrokkene in juli 2007 slechts oriënterende gesprekken met klaagster gevoerd aangaande een mogelijke overname. Voorafgaande aan en tijdens deze gesprekken was geen sprake van een situatie waarin het betrokkene niet vrijstond een eventuele opdracht van klaagster ter zake van deze overname te aanvaarden. Tijdens de daaropvolgende vakantie van betrokkene heeft een kantoorgenoot van betrokkene een opdracht aanvaard van een derde om deze te adviseren omtrent de overname van het bedoelde notariskantoor. Toen betrokkene terugkeerde van vakantie en hiermee werd geconfronteerd, heeft hij een afweging gemaakt of aanvaarding van de opdracht van klaagster door hem mogelijk was en/of waarborgen konden/moesten worden getroffen. In de opvatting van appellant heeft betrokkene overeenkomstig het in artikel A-150.1 VGC neergelegde beginsel van professioneel gedrag gehandeld door geen adviesopdracht van klaagster te aanvaarden.
Volgens appellant heeft de raad van tucht ten onrechte vastgesteld dat op het kantoor van betrokkene sprake is geweest van een gebrekkige interne communicatie, nu juist tijdig is geconstateerd dat een belangenconflict dreigde en daarop actie is ondernomen. Ook heeft de raad van tucht volgens appellant ten onrechte vastgesteld dat sprake is geweest van een gebrekkige communicatie van betrokkene met klaagster, omdat het gerezen probleem ook met uitvoeriger overleg tussen betrokkene en klaagster - zoals de raad van tucht aangewezen achtte - niet tot een andere uitkomst had kunnen leiden dan het niet aanvaarden van de adviesopdracht van klaagster.
3.2 Het College stelt met partijen vast dat betrokkene geen opdracht van klaagster heeft aanvaard tot advisering inzake de mogelijke overname van het bedoelde notariskantoor door klaagster. Voor zover uit hetgeen appellant ter zake heeft opgemerkt zou moeten worden opgemaakt dat hij van mening is dat de raad van tucht er ten onrechte van is uitgegaan dat er wel van een aanvaarde opdracht zou moeten worden gesproken, overweegt het College dat de bestreden tuchtbeslissing hiervoor geen aanknopingspunt biedt. De verwijten die de raad van tucht betrokkene maakt zien op diens gedrag in de periode waarin er - oriënterend - overleg was met klaagster over een mogelijke adviesopdracht. De raad van tucht is er daarbij terecht van uitgegaan dat het in artikel A-150.1 VGC neergelegde beginsel van professioneel gedrag, waaraan het gedrag van betrokkene is getoetst, ook voorafgaand aan de eventuele aanvaarding van een opdracht in acht dient te worden genomen.
3.3 Naar het oordeel van het College had het op de weg van betrokkene gelegen om binnen zijn kantoor bekend te maken dat hij oriënterende gesprekken voerde met klaagster als serieuze gegadigde voor de mogelijke overname van een notariskantoor. Gelet op de omstandigheid dat ter zake van deze overname een informatiememorandum was verspreid en betrokkene ter zitting te kennen heeft gegeven dat zijn kantoor zich in het bijzonder heeft toegelegd op (advies- en andere) opdrachten voor notariskantoren - een nichemarkt waarin weinig andere kantoren zijn gespecialiseerd - had betrokkene bovendien moeten onderkennen dat een reëel risico bestond dat mogelijke andere gegadigden zich met het oog op advies eveneens tot zijn kantoor zouden wenden. Op grond hiervan en bovendien in aanmerking genomen dat betrokkene hangende de besprekingen met klaagster in verband met vakantie geruime tijd niet op kantoor aanwezig zou zijn, had betrokkene destijds eens te meer aanleiding moeten zien zijn kantoor in te lichten over zijn besprekingen met klaagster.
Het argument van appellant dat er binnen het kantoor van betrokkene juist wel sprake was van goede communicatie omdat, nadat duidelijk was geworden dat een kantoorgenoot een adviesopdracht ter zake had aanvaard van een ander notariskantoor, het belangenconflict tijdig is geconstateerd en daarop actie is ondernomen, slaagt niet. Appellant ziet eraan voorbij dat betrokkene reeds had aangegeven dat het hem vrijstond de adviesopdracht te aanvaarden en dat klaagster erop vertrouwde dat de overnamebesprekingen na betrokkene´s terugkeer van vakantie zouden kunnen worden voortgezet. Door het gebrek aan communicatie met zijn kantoor is tijdens zijn afwezigheid een belangenconflict ontstaan dat betrokkene had behoren te voorkomen.
3.4 De raad van tucht heeft naar het oordeel van het College voorts op goede gronden geoordeeld dat evenzeer sprake is geweest van gebrekkige communicatie met klaagster, nu het op de weg van betrokkene had gelegen om eind augustus 2007 - nadat evenbedoeld belangenconflict aan het licht was gekomen - uitvoeriger met klaagster te overleggen over een oplossing van het gerezen probleem. Het argument van appellant dat uitvoeriger overleg achterwege kon blijven, omdat het toch niet had kunnen leiden tot een andere uitkomst dan het niet aanvaarden van de adviesopdracht van klaagster, overtuigt niet. Dit argument berust immers op een vooronderstelling die eraan voorbij gaat dat de uitkomst van dergelijk overleg niet zonder meer valt te voorzien en derhalve niet kan worden uitgesloten dat in dat overleg oplossingen worden gevonden waar op voorhand niet aan is gedacht. Evenmin is uitgesloten dat de enkele omstandigheid dat uitvoerig(er) overleg wordt gevoerd er al toe zou kunnen leiden dat een probleem niet meer als zodanig wordt ervaren.
3.5 Op grond van het vorenstaande is het College met de raad van tucht van oordeel dat betrokkene het fundamenteel beginsel van professioneel gedrag onvoldoende in acht heeft genomen en zich om die reden niet heeft gedragen overeenkomstig artikel A-150.1 VGC. De raad van tucht heeft de klacht dan ook terecht gegrond verklaard.
3.6 Gelet op het hiervoor overwogene zal het beroep worden verworpen.
3.7 Na te melden beslissing op het beroep berust op titel II van de Wet op de Registeraccountants, zoals deze wet luidde voor 1 mei 2009, en op artikel A-150.1 VGC.
4. De beslissing
Het College verwerpt het beroep.
Aldus gewezen door mr. J.L.W. Aerts, mr. E.R. Eggeraat en mr. F. Stuurop, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Voskamp, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2010.
w.g. J.L.W. Aerts w.g. M.A. Voskamp
Raad van Tucht
voor Registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten
te Amsterdam
BESLISSING in de zaak met nummer R 633 van
de maatschap
de NOTARISSEN STEIN ESSER DANTUMA VERSCHUREN
gevestigd te Vianen,
KLAAGSTER,
t e g e n
A,
kantoorhoudende te B,
BETROKKENE.
1. Het verloop van de procedure
1.1 De Raad van Tucht heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken:
(a) het klaagschrift van 18 januari 2008, met bijlagen;
(b) het verweerschrift van 14 februari 2008, met bijlage;
(c) de pleitnota zijdens klaagster.
1.2 De Raad van Tucht heeft de zaak behandeld ter openbare zitting van
7 april 2008 waar aanwezig waren:
- klaagster, vertegenwoordigd door C en D en
- betrokkene.
1.3 Partijen hebben bij gelegenheid van voormelde zitting hun standpunten toegelicht en geantwoord op vragen van de Raad van Tucht.
1.4 De inhoud van de gedingstukken geldt als hier ingevoegd.
2. De vaststaande feiten
2.1 Betrokkene is sedert 2000 huisaccountant van klaagster.
2.2 Begin juli 2007 ontving klaagster van een ander notariskantoor een informatiememorandum terzake van de overname van dat kantoor. Dit informatiememorandum heeft klaagster voor een eerste beoordeling op 3 juli 2007 aan betrokkene toegezonden.
2.3 Op 4 juli 2007 heeft betrokkene zijn eerste gedachten over de overname en het memorandum aan klaagster meegedeeld en bevestigd dat zijn kantoor, E, niet het accountantskantoor van het eventueel over te nemen notariskantoor was en dat hij adviseur zou kunnen zijn bij het overnametraject.
2.4 Op 16 juli 2007 heeft aan de hand van het informatiememorandum een bespreking tussen klaagster en betrokkene over de mogelijke overname plaatsgevonden. Tijdens dat overleg is gesproken over het vervolgtraject, waaronder een due diligence-onderzoek, waarin betrokkene een rol zou kunnen spelen.
2.5 Na zijn terugkeer van vakantie eind augustus 2007 heeft betrokkene klaagster gemeld dat hij niet langer vrijstond om klaagster bij te staan, omdat een kantoorgenoot eenzelfde opdracht van een ander notariskantoor had aangenomen.
3. De klacht
3.1 De klacht houdt in dat betrokkene aanvankelijk aangaf dat het hem vrijstond de opdracht van klaagster om haar bij de mogelijke overname van een notariskantoor te adviseren, te aanvaarden, en nadien die opdracht heeft geweigerd, omdat betrokkene blijkbaar niet meer vrijstond omdat een kantoorgenoot een andere potentiële gegadigde bijstond. Daarmee heeft betrokkene het vertrouwen in hem beschaamd.
4. De gronden van de beslissing
4.1 Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Raad van Tucht als volgt.
4.2 Betrokkene heeft met het oog op de advisering van klaagster bij de mogelijke overname van het notariskantoor meegedeeld dat het hem vrijstond klaagster bij te staan. Betrokkene heeft voorts zowel schriftelijk (op 4 juli 2007) als mondeling (op 16 juli 2007) met klaagster overleg gepleegd over de overname. Voorts heeft betrokkene een vervolgtraject besproken terzake een uit te voeren due diligence-onderzoek.
4.3 De Raad is van oordeel dat er sprake is geweest van een gebrekkige interne communicatie op het kantoor van betrokkene terzake van de procedure van opdrachtaanvaarding en het controleren van een mogelijk “conflict of interest”, nu de kantoorgenoot van betrokkene van de strekking van de gesprekken tussen betrokkene en klaagster blijkbaar niet op de hoogte is geweest.
4.4 De Raad is voorts van oordeel dat sprake is geweest van gebrekkige communicatie van betrokkene met klaagster, nu het op de weg van betrokkene had gelegen om eind augustus 2007 uitvoeriger met klaagster te overleggen over een oplossing van het gerezen probleem.
4.5 Op grond van het hiervoor overwogene is er onvoldoende sprake geweest van professioneel gedrag van betrokkene als vereist door de Verordening gedragscode, zodat de klacht gegrond dient te worden verklaard.
4.6 Terzake van de op te leggen maatregel overweegt de Raad van Tucht als volgt. Gelet op het feit dat aan betrokkene nimmer een maatregel is opgelegd en betrokkene beseft dat er te weinig communicatie is geweest volstaat de Raad van Tucht met de constatering dat de klacht gegrond is en legt zij betrokkene geen maatregel op.
5. De beslissing
De Raad van Tucht:
verklaart de klacht gegrond;
legt terzake aan betrokkene geen maatregel op.
Aldus beslist door mr. J.P.A. Boersma, voorzitter, J.J.M. de Bruijn RA en J.W. Schallenberg RA, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Stal, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2008.
_______________ _______________
secretaris voorzitter