2.4.3 Namens verweerder is desgevraagd ter zitting bevestigd dat perceel 5 niet is aanvaard, omdat het niet valt onder het begrip ‘bedrijf” zoals genoemd in de definitie van subsidiabele hectare als neergelegd in artikel 44, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1782/2003. Ingevolge deze definitiebepaling wordt onder subsidiabele hectare verstaan welke landbouwgrond ook van het bedrijf in de vorm van bouwland en blijvend grasland met uitzondering van de grond die voor blijvende teelten, als bosgrond of voor niet-landbouwactiviteiten in gebruik is. In artikel 2, onder b) van deze verordening is het begrip “bedrijf” als volgt omschreven: “het geheel van productie-eenheden dat door de landbouwer wordt beheerd en zich bevindt op het grondgebied van een zelfde lidstaat.”
Verweerder hanteert bij de beantwoording van de vraag of een perceel landbouwgrond door de landbouwer wordt beheerd (onder meer) als criterium of het betrokken perceel al dan niet voor eigen rekening en risico wordt geëxploiteerd. Het College acht dit niet onaanvaardbaar.
2.4.4 Het College zal eerst ingaan op de vraag of de bevindingen van de AID voldoende grond bieden voor de door verweerder getrokken conclusie dat appellant in 2007 perceel 5 niet beheerde in vorengenoemde zin.
Ter zitting heeft appellant een grondgebruiksverklaring afkomstig van C getoond, waaruit blijkt dat appellant formeel gerechtigd is om op perceel 5 beheershandelingen uit te voeren. Appellant heeft gesteld dat deze verklaring bij verweerder staat geregistreerd. Verweerder heeft dat niet weersproken. Dat er sprake is van een grondgebruiksverklaring komt overeen met het gestelde in de rapportage van de AID dat de controlerend ambtenaar deze verklaring heeft ingezien. Daarenboven heeft C bij een door appellant overgelegde brief van 5 februari 2009 nog eens bevestigd dat appellant in 2007 perceel 5 in gebruik had.
Onduidelijk is waarop verweerder zijn in het bestreden besluit genoemde stelling heeft gebaseerd dat op perceel 5 schapen liepen, die niet aan appellant toebehoren. In een kladversie van het AID rapport, die met appellant is doorgesproken, is een passage hieromtrent door de AID ambtenaar doorgehaald. In de definitieve rapportage is omtrent het aantreffen van schapen niets vermeld. Dit rapport biedt derhalve geen basis voor vorengenoemde stelling van verweerder. Los daarvan is het enkele feit dat op het perceel van appellant schapen van een derde zouden zijn aangetroffen onvoldoende voor de conclusie dat het perceel niet in beheer is bij appellant. Niet uit te sluiten is dat appellant schapen van een derde tijdelijk zijn grond (al dan niet tegen vergoeding) laat beweiden.
Appellant heeft ter zitting aan de hand van kaartmateriaal uit het dossier aangegeven dat perceel 5 wel degelijk bereikbaar is voor een maaimachine zonder dat daarvoor dwars door de tuin van de naastwonende buren behoeft te worden gereden. Uit het AID-rapport blijkt niet dat door de AID is vastgesteld dat toegang via de door appellant ter zitting aangegeven route onmogelijk is.
Appellant heeft reeds in het AID-rapport laten vermelden dat hij tot twee jaar terug op perceel 5 heeft gemaaid en het hooi heeft afgevoerd. Dat de AID heeft vastgesteld dat de eigenaar het perceel heeft gemaaid, is op zich niet voldoende om te concluderen dat het perceel niet in beheer is bij appellant. Niet uit te sluiten is dat appellant, zoals hij stelt, door de weersomstandigheden niet in staat is geweest om hooi van perceel 5 te halen.
Het College stelt vast dat verweerder het betoog van appellant dat voor de bedrijfstoeslag 2008 en 2009 perceel 5, evenals in 2006, wel is aanvaard, niet heeft weersproken. Verweerder heeft niet kunnen aangegeven welke beheershandelingen die in 2007 niet door appellant zouden zijn verricht er in 2008 en 2009 kennelijk niet aan in de weg hebben gestaan om perceel 5 te aanvaarden.
Gelet op het voorgaande is het College van oordeel dat verweerders conclusie dat perceel 5 ten tijde hier in geding niet door appellant werd beheerd niet berust op een toereikend onderzoek naar de relevante feiten en dat deze conclusie niet kan worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering.
2.4.5 Door appellant is aangevoerd dat de percelen 1, 2 en 3 ten onrechte kleiner zijn opgemeten dan door hem is opgegeven. Het College volgt appellant hierin niet.
Verweerder heeft, naast de meting door de AID, de betreffende percelen ook nog gemeten bij een door GeoRas op 23 augustus 2008 uitgevoerde teledetectiecontrole. Perceel 1 was bij deze meting 1.04 ha, perceel 2 0.73 ha en perceel 3 0.49 ha. Deze meetresultaten komen redelijk overeen met de door de AID gemeten oppervlakten. Appellant heeft zijn stelling dat de percelen niet kleiner kunnen zijn dan de in 2006 door verweerder goedgekeurde oppervlakten niet met meetgegevens onderbouwd. Die stelling biedt, mede in het licht van de meetresultaten van GeoRas, derhalve onvoldoende grond voor twijfel aan de juistheid van de door verweerder geconstateerde oppervlakten van de betrokken percelen. Zeker nu het gaat om grasland in het veenweidegebied, waardoor de perceelsgrenzen moeilijk zijn vast te stellen, acht het College het aannemelijk dat de beteelde oppervlakte van de betrokken percelen per jaar kan verschillen.
2.4.6 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor zoverre het betrekking heeft op het niet tijdig beslissen op het bezwaar van appellant. Het beroep tegen het besluit van 16 januari 2009 dient gegrond te worden verklaard. Dit besluit komt wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb voor vernietiging in aanmerking
2.4.7 Het College ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75 Awb te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht berekend op € 805.-- voor door derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (beroepschrift 1 punt, reactie op besluit van 16 januari 2009 0.5 punt en bijwonen zitting 1 punt; wegingsfactor 1), alsmede een bedrag aan reiskosten van € 21,50 (retour Arkel-Den Haag tweede klasse).