5. Het standpunt van Netbeheer
Netbeheer heeft uitvoerig betoogd dat de beroepsgronden van appellante geen doel treffen. Zij heeft daartoe - samengevat - het volgende naar voren gebracht. Naar de mening van Netbeheer heeft een netbeheerder op grond van de Elektriciteitswet en de daarop gebaseerde regelgeving, waaronder de Technische Codes, alleen de verplichting om EAN-codes te verstrekken aan aangeslotenen op zijn net, behoudens een beperkt aantal uitzonderingsgevallen, zoals ten aanzien van aangeslotenen die duurzame of WKK-elektriciteit opwekken op een particulier net. De openbare netbeheerder heeft geen taken en bevoegdheden ten aanzien van een particulier net met de daarop aangeslotenen. Als een aangeslotene van leverancier wil wisselen dient hij zich tot de particuliere neteigenaar te wenden. Daarvoor zijn EAN-codes overigens niet perse nodig. Van discriminatie zoals door appellante bedoeld is geen sprake. Het voorschrift dat aan producenten van duurzame of WKK-energie een EAN-code dient te worden verstrekt dient een geheel ander doel, namelijk identificatie van deze producenten met het oog op subsidieverlening. Deze producenten onderscheiden zich wezenlijk van andere aangeslotenen op een particulier net. Volgens Netbeheer betreft artikel 2.1.1 van de Informatiecode uitsluitend een redactionele aanpassing van de voorheen geldende regeling, en roept de bepaling geen nieuwe rechtsgevolgen in het leven. Artikel 2.1.6.1 (oud) van de Netcode kende geen algemene verplichting voor een netbeheerder om aangeslotenen op particuliere netten van een EAN-code te voorzien. Artikel 31, eerste lid, van de Elektriciteitswet biedt daarvoor ook geen basis.
6. De beoordeling van het geschil
6.1 Appellante heeft de Elektriciteitswet tot uitgangspunt genomen bij de formulering van haar beroepsgronden. Het College neemt deze invalshoek over bij de beoordeling van het geschil. Hetgeen hierna wordt overwogen met betrekking tot de Elektriciteitswet is eveneens van toepassing op de Gaswet en de met name genoemde bepalingen uit die Elektriciteitswet voor zover sprake is van daarmee corresponderende bepalingen in de Gaswet.
6.2.1 Van de kant van verweerder en Netbeheer is gesteld dat artikel 2.1.1 van de Informatiecode, waartegen het beroep van appellante zich richt, geen nieuwe regeling bevat, nu een verplichting van gelijke strekking ook al was opgenomen in artikel 2.1.6.1 van de Netcode (oud) en artikel 2.1.5.1 van de aansluit- en transportvoorwaarden Gas-LNB (oud).
6.2.2 Voor zover hiermee is beoogd te stellen dat de Informatiecode in zoverre geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb behelst, en dat het bezwaar van appellante derhalve eigenlijk niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard, treft het betoog geen doel.
De Informatiecode bevat de voorwaarden met betrekking tot de wijze waarop netbeheerders, leveranciers, programmaverantwoordelijken, shippers, meetverantwoordelijken en afnemers zich gedragen ten aanzien van de administratieve processen en de uit te wisselen informatie daaromtrent tussen marktpartijen onderling. Het gaat daarbij onder meer om de administratie met betrekking tot de aansluiting, de uitwisseling van stamgegevens van een aansluiting, de wisseling van een tenaamstelling van een aansluiting bij verhuizing, de switch van leverancier op een aansluiting en ander berichtenverkeer. Dergelijke voorschriften waren voorheen verspreid opgenomen in verschillende technische voorwaarden, zoals de Netcode. In artikel 2.1.6.1 van de Netcode (oud) was geregeld dat de netbeheerders elk voor het eigen net een register beheren, waarin elke netaansluiting door een EAN-code wordt geïdentificeerd. De verplichting van de netbeheerder om desgevraagd zogeheten EAN-codes te verstrekken is evenwel voor het eerst expliciet in artikel 2.1.1 van de Informatiecode neergelegd. Reeds hierom kan niet worden gezegd dat door de vaststelling van dit voorschrift geen rechtsgevolg in het leven wordt geroepen. Derhalve heeft verweerder het bezwaar van appellante terecht inhoudelijk beoordeeld.
6.3 Het College staat voor de beantwoording van de vraag of moet worden geoordeeld dat verweerder, in het licht van de door hem in aanmerking te nemen belangen, in het bijzonder de belangen, genoemd in artikel 36, eerste lid, sub b en e, van de Elektriciteitswet 1998, artikel 2.1.1 van de Informatiecode niet heeft kunnen vaststellen zoals hij heeft gedaan.
Te dezen wordt in de eerste plaats opgemerkt dat voor de rechter bij de beoordeling van voorschriften als deze niet als criterium dient te gelden wat de meest gewenste inhoud daarvan zou zijn, maar of de bij de vaststelling van het voorschrift gemaakte keuzes zich verdragen met hetgeen voortvloeit uit de wet en de beginselen van behoorlijk bestuur. Met inachtneming van dit criterium kunnen de door appellante opgeworpen grieven niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Daartoe overweegt het College als volgt.
6.4 Het betoog van appellante komt in de kern hierop neer, dat de beheerder van een openbaar net niet alleen verplicht zou moeten worden om de aangeslotenen op zijn eigen net desgevraagd een EAN-code te verstrekken, zoals in artikel 2.1.1 van de Informatiecode is voorgeschreven, maar ook (in het bijzonder) degenen die zijn aangesloten op een particulier net. In de visie van appellante is die verplichting ten onrechte niet in de Informatiecode opgenomen, en belemmert dit de vrijheid van degenen die op een particulier net zijn aangesloten om desgewenst van leverancier te wisselen.
6.4.1 Verweerder heeft naar het oordeel van het College niet ten onrechte betoogd dat het opnemen van een dergelijke verplichting voor de netbeheerder zich niet verdraagt met de uitgangspunten en het systeem van de Elektriciteitswet, zoals tot uitdrukking is gebracht in de in de wet neergelegde voorschriften over de verplichte aanwijzing van netbeheerders, de regeling van de taken en verplichtingen van de netbeheerders en de mogelijkheid om in bepaalde gevallen te worden ontheven van evengenoemde verplichting. Daaruit blijkt dat een netbeheerder in de zin van artikel 1, onder k, van de Elektriciteitswet uitsluitend wettelijke taken heeft ten aanzien van het net waarvoor de aanwijzing voor het beheer van het desbetreffende net geldt en degenen die (rechtstreeks) op dit net zijn aangesloten. Indien en voorzover sprake is van een net waarvoor een ontheffing is verleend op grond van artikel 15 van de Elektriciteitswet (hierna ook: particulier net) en dit net is aangesloten op het net van een netbeheerder als hiervoor bedoeld, behoort degene aan wie het particuliere net toebehoort eveneens tot vorengenoemde groep aangeslotenen. Daartoe behoren degenen die beschikken over een aansluiting op het particuliere net echter niet. De in de wet verankerde uitzonderlijke positie van het particuliere net staat er aan in de weg dat de krachtens de wet aan de netbeheerder opgedragen beheerstaken zich (mede) uitstrekken over het particuliere net en over degenen die op een dergelijk net zijn aangesloten.
6.4.2 In lijn met het vorenstaande is het College van oordeel dat aan artikel 31 van de Elektriciteitswet niet een zo ruime betekenis kan worden toegekend dat daarin een basis kan worden gevonden voor het opnemen van een voorwaarde in de Informatiecode, die de netbeheerder er - buiten de reikwijdte van het wettelijk opgedragen beheer van zijn eigen net - toe zou verplichten om desgevraagd een EAN-code te verstrekken aan degene die is aangesloten op een particulier net. Het feit dat in de Netcode in artikel 2.6.3 en 2.7.6 in bepaalde gevallen is voorzien in het ter beschikking stellen van een EAN-code door een netbeheerder aan een aangeslotene op een net in de zin van artikel 15, eerste of tweede lid, van de Elektriciteitswet, die duurzame elektriciteit of wkk-elektriciteit produceert, kan hieraan niet afdoen. De inhoud van deze voorwaarden, die evenals de in de Informatiecode neergelegde voorwaarden, tot stand zijn gekomen krachtens artikel 36 in verbinding met artikel 31 van de Elektriciteitswet, is niet bepalend voor de uitleg van de bij de formele wet gegeven voorschriften die bij de vaststelling van deze gedelegeerde regelgeving in acht moeten worden genomen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel dat appellante in verband met evengenoemde voorwaarden heeft gedaan, kan niet zover gaan dat verweerder, in strijd met artikel 31 van de Elektriciteitswet, zou zijn gehouden tot het opnemen van de door appellante gewenste verplichting in de Informatiecode.
6.5 Naar het oordeel van het College is niet aannemelijk geworden dat de aangeslotene op een particulier net, waarvoor geen netbeheerder is aangewezen, als gevolg van de vaststelling van artikel 2.1.1 van de Informatiecode wordt belemmerd in de uitoefening van de keuzevrijheid van leverancier.
De eigenaar van het particuliere net, tevens ontheffinghouder in de zin van artikel 15, tweede lid, van de Elektriciteitswet, is verantwoordelijk voor marktfaciliterende handelingen zoals het verlenen van medewerking aan een leveranciersswitch. Deze eigenaar kan desgewenst op commerciële basis de uitvoering van de benodigde administratieve handelingen uitbesteden aan een netbeheerder.
Bovendien geldt als onweersproken dat de houder van een ontheffing voor het verkrijgen van EAN-codes niet afhankelijk is van de (openbare) netbeheerder, aangezien dergelijke codes tegen betaling kunnen worden verkregen bij EAN Nederland.
6.6 Uit het verhandelde ter zitting heeft het College afgeleid dat de regeling van de interoperabiliteit tussen openbare en particuliere netten in de visie van appellante te wensen overlaat. Het gaat daarbij vooral om de administratieve processen die betrekking hebben op de informatie-uitwisseling tussen marktpartijen. Van de kant van appellante is gesteld dat de gezamenlijke openbare netten en de particuliere netten in administratief opzicht als twee op zichzelf staande systemen functioneren. Zo blijken ontheffinghouders geen toegang te hebben tot het zogeheten elektronisch berichtenverkeer, inclusief de EAN-codes ter identificatie van particuliere aansluitingen.
Wat hiervan ook zij, een wijziging van artikel 2.1.1 van de Informatiecode in de door appellante bedoelde zin kan er niet toe leiden dat deze problemen worden opgelost. Het verstrekken van een EAN-code door de openbare netbeheerder leidt er immers nog niet vanzelf toe dat degene die op een particulier net is aangesloten en van leverancier wil wisselen, ook daadwerkelijk een andere leverancier krijgt. De gestelde belemmering wordt daarmee niet weggenomen.
6.7 Mede gezien het vorenstaande kan naar het oordeel van het College niet worden staande gehouden dat verweerder heeft gehandeld in strijd met een wettelijk voorschrift of beginsel van behoorlijk bestuur door artikel 2.1.1 van de Informatiecode Gas en Elektriciteit vast te stellen overeenkomstig het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders.
6.8 Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Voor het toekennen van een proceskostenveroordeling ziet het College geen aanleiding.