ECLI:NL:CBB:2010:BL6080
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Behandeling van bezwaar tegen besluit inzake bedrijfstoeslag en sancties voor GLB-inkomenssteun
In deze zaak heeft appellante, een maatschap, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin haar bezwaar tegen de vaststelling van de bedrijfstoeslag voor 2006 werd afgewezen. De procedure begon met een brief van appellante op 30 maart 2009, waarin zij haar beroep indiende tegen het besluit van 18 februari 2009. Dit besluit verklaarde het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk, omdat zij volgens verweerder geen belang had bij de behandeling van haar bezwaar. Verweerder stelde dat appellante 62,33 toeslagrechten had, terwijl er slechts 66,64 ha gewaspercelen waren geconstateerd, wat betekende dat het bezwaar niet kon leiden tot een hogere bedrijfstoeslag.
Appellante betwistte echter dat de percelen die door verweerder als niet-geconstateerd waren aangemerkt, niet aan de voorwaarden voldeden. Zij vreesde sancties voor de jaren na 2006, mocht zij deze percelen opnieuw opgeven. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat appellante wel degelijk belang had bij de behandeling van haar bezwaar, aangezien de vrees voor sancties gerechtvaardigd was. Het College vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat verweerder opnieuw op het bezwaar van appellante moest beslissen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.
Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 805,-, en het vergoeden van het griffierecht van € 297,-. De uitspraak werd gedaan door mr. E.J.M. Heijs, met mr. B.J.E. Lodder als griffier, op 19 januari 2010.