ECLI:NL:CBB:2010:BL5936
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit inzake dierlijke EG-premies en vergoeding van wettelijke rente
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, hebben appellanten A en B beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het oorspronkelijke besluit, genomen op 22 oktober 2004, verklaarde de bezwaren van appellanten tegen eerdere besluiten ongegrond. Appellanten stelden beroep in tegen dit besluit, waarna de procedure zich voorts ontwikkelde met diverse correspondentie en een aanhouding in afwachting van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Het Hof heeft op 28 februari 2008 uitspraak gedaan, waarna het College op 31 oktober 2008 in een gerelateerde zaak uitspraak deed.
Op 23 september 2009 trok de Minister het eerdere besluit in en verklaarde de bezwaren van appellanten gegrond, waarbij een aanvullend bedrag aan zoogkoeienpremie werd toegekend. Appellanten handhaafden hun beroep, omdat zij vergoeding van kosten en wettelijke rente wensten. De zaak werd zonder zitting behandeld, en het College sloot het onderzoek op 7 januari 2010.
In de beoordeling oordeelde het College dat het herziene besluit aan het beroep van appellanten geheel tegemoet kwam, waardoor het beroep niet geacht werd mede gericht te zijn tegen dit besluit. Het College oordeelde dat de intrekking van het bestreden besluit niet in de weg staat aan de vernietiging ervan, mits de indiener belang heeft. Het College verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van 22 oktober 2004, en veroordeelde de Minister tot vergoeding van de wettelijke rente aan appellanten vanaf de datum van betaling van de teruggevorderde premiebedragen. Tevens werd bepaald dat het griffierecht aan appellanten vergoed diende te worden.
De uitspraak benadrukt de toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht, dat regelt dat een nieuw besluit niet in de weg staat aan de vernietiging van een eerder besluit, mits er belang is bij de vernietiging. Het College concludeerde dat appellanten belang hadden bij de vernietiging, gezien hun verzoek om vergoeding van wettelijke rente. De zaak illustreert de juridische nuances rondom bestuursrechtelijke procedures en de rechten van appellanten in dergelijke geschillen.