ECLI:NL:CBB:2009:BL4505

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
16 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/720
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitbetaling bedrijfstoeslag wegens ontbrekende handtekening

In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij zijn aanvraag om uitbetaling van bedrijfstoeslag voor het jaar 2008 op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van een handtekening op de aanvraag. Appellant had zijn aanvraag tijdig ingediend, maar de benodigde handtekening ontbrak, wat leidde tot de afwijzing van zijn verzoek. Appellant voerde aan dat hij niet begreep dat de handtekening verplicht was en dat hij hierdoor duizenden euro's misloopt. Hij stelde dat de aanvraag wel van een datum was voorzien en dat er geen twijfel over zijn identiteit bestond.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de ondertekening van de aanvraag een essentiële voorwaarde is voor de toekenning van de bedrijfstoeslag. De regelgeving vereist dat de aanvraag ondertekend is om de identiteit van de aanvrager vast te stellen en om te bevestigen dat de aanvrager op de hoogte is van de voorwaarden. Appellant had de kans gekregen om het verzuim te herstellen, maar had hier niet op gereageerd. Het College concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag op goede gronden was gedaan, aangezien appellant niet voldeed aan de vereisten van de regelgeving. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak werd gedaan door mr. C.J. Waterbolk, met mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, op 16 december 2009.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 09/720 16 december 2009
5101 – Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
A, te X, appellant,
gemachtigde: mr. ir. J.L. Mieras, werkzaam bij de Zuidelijke land- en Tuinbouworganisatie te Goes,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigden: bc. R. Weltevreden en mr. D. Özdemir, beiden werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 6 mei 2009, bij het College binnengekomen op 13 mei 2009, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 15 april 2009.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen een besluit van 29 augustus 2008, waarbij verweerder appellants aanvraag om uitbetaling van zijn toeslagrechten voor het jaar 2008 op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (hierna: de Regeling) heeft afgewezen.
Bij brief van 11 juni 2009 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Op 25 november 2009 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellant, vergezeld van zijn gemachtigde, is verschenen. Verweerder werd ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Bij besluit van 29 augustus 2008 heeft verweerder appellants aanvraag om uitbetaling van bedrijfstoeslag over het jaar 2008 afgewezen, omdat het formulier Gecombineerde opgave, waarmee deze aanvraag kon worden gedaan, niet door appellant is ondertekend. Bij het bestreden besluit is appellants bezwaar tegen dit besluit ongegrond verklaard.
2.2 Appellant heeft in zijn beroepschrift het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd:
“Vast staat dat de gecombineerde opgave 2008 tijdig op 9 mei 2008 is ontvangen. Gebleken is dat cliënt de aanvraag niet ondertekend had.
Kennelijk heeft de DR cliënt gemeld dat hij zijn handtekening niet heeft gezet.
Cliënt heeft de bedoeling van dit bericht niet begrepen.
En er daarom niet tijdig op gerageerd heeft.
Cliënt vraagt zich af of zijn handtekening wel verplicht is. De aanvraag is wel van een datum voorzien. Kennelijk is de handtekening bedoeld om de identiteit van de aanvrager vast te stellen. Bij zijn weten is nooit enige twijfel omtrent zijn identiteit geweest.
Feit is wel dat het hem duizenden euro’s kost.
(…)”
2.3 Verweerder heeft, samengevat, het volgende overwogen.
Bij brief van 28 mei 2008 is appellant gevraagd de Gecombineerde opgave aan te vullen met zijn handtekening. Daarmee is appellant in de gelegenheid gesteld het geconstateerde verzuim te herstellen. Op deze brief heeft verweerder geen reactie ontvangen.
Artikel 12 van Verordening (EG) nr. 796/2004 en artikel 55 van de Regeling bevatten bepalingen waarin beschreven is dat ondertekening van de aanvraag vereist is.
Daarmee staat vast dat door appellant niet tijdig een door hem ondertekende verzamelaanvraag is ingediend. Verweerder was vervolgens gehouden om de aanvraag op grond van de toepasselijke regelgeving af te wijzen.
In het verweerschrift heeft verweerder hieraan toegevoegd dat artikel 12 van Verordening (EG) nr. 796/2004 voorschrijft dat de verzamelaanvraag gegevens moet bevatten om de identiteit van de landbouwer vast te stellen en dat er een verklaring van de landbouwer moet zijn dat hij kennis heeft genomen van de relevante voorwaarden. Verweerder meent dat hieraan alleen kan worden voldaan als de verzamelaanvraag is ondertekend.
2.4 Het College stelt vast dat het op 9 mei 2008 bij verweerder ontvangen formulier Gecombineerde opgave 2008 (hierna: de verzamelaanvraag) op pagina 35 het volgende is vermeld:
“Ik verklaar dat ik deze opgave volledig en naar waarheid heb ingevuld. Verder verklaar ik bekend te zijn met de regels en de verplichtingen uit de landbouwwet, het mestbeleid en het gemeenschappelijk landbouwbeleid”
Vervolgens heeft appellant op deze pagina zijn woonplaats Grijpskerk en als datum 8 mei 2009 ingevuld. Achter het voorgedrukte woord “handtekening” is geen handtekening geplaatst.
Met het op 28 mei 2008 verzonden formulier “Corrigeren Gecombineerde opgave 2008” heeft verweerder appellant het volgende meegedeeld.
“U heeft geen handtekening geplaatst op pagina 35 van het formulier gecombineerde opgave 2008. zet uw handtekening. Let op! Een opgave zonder handtekening kunnen wij niet in behandeling nemen.”
Op dit verzoek om de handtekening alsnog te plaatsen heeft appellant niet gereageerd.
2.5 Het College is van oordeel dat uit de tekst van artikel 12, eerste lid onder a en f, van Verordening (EG) nr. 796/2004 en artikel 55 van de Regeling kan worden afgeleid dat ondertekening van de verzamelaanvraag een voorwaarde is om bedrijfstoeslag te kunnen aanvragen. Zonder handtekening is het immers niet mogelijk met zekerheid de identiteit van de aanvrager vast te stellen. Daarnaast is de door de aanvrager af te leggen verklaring dat hij kennis heeft genomen van een aantal voorwaarden pas zinvol als blijkt dat de aanvrager deze verklaring ook heeft onderschreven. Slechts door middel van zijn handtekening kan de aanvrager dit bevestigen.
Appellant heeft derhalve door, ook nadat hij in de gelegenheid was gesteld dit alsnog te doen, geen handtekening te plaatsen op de verzamelaanvraag niet voldaan aan een essentiële voorwaarde om voor bedrijfstoeslag in aanmerking te komen. Verweerder heeft de aanvraag daarom op goede gronden afgewezen.
2.6 Appellants betoog dat hij de strekking van de herstelbrief van 28 mei 2009 niet heeft begrepen kan hem niet baten. De waarschuwing dat een opgave zonder handtekening niet in behandeling kan worden genomen is naar het oordeel van het College voldoende duidelijk. Indien appellant niettemin twijfel had over de betekenis van deze zinsnede had het op zijn weg gelegen bij verweerder navraag te doen. Door niet te reageren heeft appellant een risico genomen dat uitdrukkelijk voor zijn rekening dient te komen.
2.7 Appellants betoog dat hij door het ontbreken van een handtekening duizenden euro’s misloopt heeft het College opgevat als een beroep op het evenredigheidsgbeginsel, zoals opgenomen in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit beroep kan niet slagen.
De belangenafweging die in dit verband dient plaats te vinden wordt ingevolge het eerste lid van dit artikel beperkt voorzover het besluit voortvloeit uit een wettelijk voorschrift.
Zoals hiervoor is overwogen was verweerder bij het ontbreken van een handtekening onder de verzamelaanvraag op grond van de toepasselijke Europese en nationale regels gehouden de aanvraag af te wijzen.
2.8 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet het College geen aanleiding.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.J. Waterbolk, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 16 december 2009.
w.g. C.J. Waterbolk w.g. F.W. du Marchie Sarvaas