ECLI:NL:CBB:2010:BO4111

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
5 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1384
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van niet ondertekende aanvraag om uitbetaling van bedrijfstoeslag op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006

In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, waarbij zijn aanvraag om uitbetaling van bedrijfstoeslag voor het jaar 2009 op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 is afgewezen. De afwijzing vond plaats omdat de aanvraag niet was ondertekend, wat volgens de geldende regelgeving een essentiële voorwaarde is voor de toekenning van de steun. Appellant had eerder, op 10 november 2009, zijn beroep ingediend tegen het besluit van 30 september 2009, waarin zijn bezwaar tegen de afwijzing van 1 augustus 2009 ongegrond was verklaard. Tijdens de zitting op 21 oktober 2010 was appellant niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig om de zaak te bepleiten.

De beoordeling van het College richtte zich op de vraag of de afwijzing van de aanvraag terecht was. Het College concludeerde dat de ondertekening van de aanvraag een dwingende vereiste is, zoals vastgelegd in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 796/2004 en artikel 55 van de Regeling. Appellant had aangevoerd dat zijn identiteit op andere manieren vastgesteld had kunnen worden, maar het College oordeelde dat zonder handtekening de identiteit van de aanvrager niet met zekerheid kon worden vastgesteld. Bovendien is de verklaring van de aanvrager dat hij kennis heeft genomen van de voorwaarden pas geldig als deze ook ondertekend is.

Het College stelde vast dat appellant op het formulier Gecombineerde opgave 2009 geen handtekening had geplaatst en dat hij pas na de afwijzing had gereageerd door een bezwaarschrift in te dienen. Dit nalaten om te ondertekenen werd gezien als het niet voldoen aan een essentiële voorwaarde voor de aanvraag. Gezien deze overwegingen verklaarde het College het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. C.J. Waterbolk, met N. Rakili als griffier, en vond plaats op 5 november 2010.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 09/1384 5 november 2010
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
A, te X, appellant,
tegen
de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigde: mr. drs. M.G. Fikken, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. Het procesverloop
Appellant heeft bij brief van 10 november 2009, bij het College binnengekomen op 11 november 2009, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 30 september 2009.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen een besluit van 1 augustus 2009, waarbij verweerder appellants aanvraag om uitbetaling van zijn toeslagrechten voor het jaar 2009 op grond van de Regeling GLB-inkomensteun 2006 (hierna: de Regeling) heeft afgewezen.
Bij brief van 7 december 2009 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Op 21 oktober 2010 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Appellant is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Bij besluit van 1 augustus 2009 heeft verweerder appellants aanvraag om uitbetaling van bedrijfstoeslag over het jaar 2009 afgewezen, omdat het formulier Gecombineerde opgave, waarmee onder meer deze aanvraag kon worden gedaan, niet door appellant is ondertekend. Appellants bezwaar tegen dit besluit is ongegrond verklaard.
Verweerder heeft zich onder verwijzing naar artikel 12, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 796/2004 en artikel 55 van de Regeling op het standpunt gesteld dat ondertekening van de aanvraag een dwingend vereiste is. In het verweerschrift heeft verweerder hieraan toegevoegd dat een aanvraag alle gegevens moet bevatten die nodig zijn om te bepalen of recht op steun bestaat. Deze gegevens omvatten onder andere de identiteit van de aanvrager en een verklaring dat men kennis heeft genomen van de voorwaarden die gelden met betrekking tot de steunregeling. Verder moet de aanvraag volledig ingevuld zijn en zijn ondertekend binnen de gestelde termijn. Aan die laatste voorwaarde heeft appellant niet voldaan.
2.2 Appellant heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij elk jaar toeslagrechten aanvraagt en dat zijn identiteit op basis hiervan had kunnen worden vastgesteld, ook al had hij de aanvraag dit keer niet ondertekend.
Appellant erkent dat hij tekort is geschoten maar stelt dat het ontbreken van een handtekening niet aan de afhandeling van de aanvraag in de weg stond.
2.3 Aan de orde is de vraag of verweerder terecht heeft beslist dat appellant niet in aanmerking komt voor de uitbetaling van zijn toeslagrechten in het kader van de Verordening (EG) nr. 796/2004 en de Regeling GLB-inkomensteun 2006.
Het College stelt vast dat uit artikel 12, eerste lid, onder a en f, van Verordening (EG) nr. 796/2004 en artikel 55 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 voortvloeit dat ondertekening van de verzamelaanvraag een essentiële voorwaarde is om bedrijfstoeslag te kunnen aanvragen. In dit kader verwijst het College naar haar uitspraak van 16 december 2009, nr. AWB 09/720 (www.rechtspraak.nl, LJN: BL4505). Zonder handtekening is het immers niet mogelijk met zekerheid de identiteit van de aanvrager vast te stellen. Daarnaast is de door de aanvrager af te leggen verklaring dat hij kennis heeft genomen van een aantal voorwaarden pas zinvol als blijkt dat de aanvrager deze verklaring ook heeft onderschreven. Slechts door middel van zijn handtekening kan de aanvrager dit bevestigen.
2.4 Vast staat dat appellant op het formulier Gecombineerde opgave 2009, dat door verweerder op 15 mei 2009 is ontvangen, geen handtekening heeft geplaatst onder het op het formulier voorbedrukte woord “Handtekening”. Met het op 9 juni 2009 verzonden formulier “Corrigeren Gecombineerde opgave 2009” heeft verweerder appellant het volgende meegedeeld:
“U heeft geen handtekening gezet op pagina 27 van het formulier Gecombineerde opgave 2009. Zet uw handtekening. Een opgave zonder handtekening wordt afgewezen voor de bedrijfstoeslag en andere subsidieaanvragen”.
Op dit verzoek om een handtekening alsnog te plaatsen heeft appellant pas gereageerd met het indienen van een bezwaarschrift tegen het besluit waarbij de aanvraag om bedrijfstoeslag werd afgewezen.
Appellant heeft derhalve, door het nalaten van ondertekening, niet voldaan aan een essentiële voorwaarde om voor bedrijfstoeslag in aanmerking te komen.
Gezien het voorgaande is het College van oordeel dat verweerder gehouden was om de aanvraag op grond van de toepasselijke regelgeving af te wijzen.
2.5 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet het College geen aanleiding.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.J. Waterbolk, in tegenwoordigheid van N. Rakili als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 5 november 2010.
w.g. C.J. Waterbolk w.g. N. Rakili