ECLI:NL:CBB:2009:BL4433
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing bedrijfstoeslag op grond van GLB-inkomenssteun
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin zijn aanvraag voor bedrijfstoeslag op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 werd afgewezen. De procedure begon met een brief van appellant op 29 januari 2009, waarin hij bezwaar maakte tegen een eerder besluit van 18 december 2008. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een verzoek van appellant om zijn aanvraag te wijzigen, omdat hij abusievelijk geen uitbetaling van zijn bedrijfstoeslag had aangevraagd in zijn Gecombineerde opgave van 16 mei 2007. De Minister stelde dat de Gecombineerde opgave niet als een aanvraag voor rechtstreekse betalingen kon worden beschouwd, omdat appellant niet expliciet had aangegeven dat hij gebruik wilde maken van zijn toeslagrechten.
Tijdens de zitting op 27 oktober 2009 werd het standpunt van appellant besproken, waarbij hij aanvoerde dat de Minister ten onrechte consequenties verbond aan het vermeend onjuist invullen van de Gecombineerde opgave. Appellant stelde dat er sprake was van een kennelijke fout en dat hij de mogelijkheid moest krijgen om deze te herstellen. Het College oordeelde echter dat de Gecombineerde opgave op geen enkele wijze aangaf dat appellant gebruik wilde maken van zijn toeslagrechten. De aanvraag voor uitbetaling van de toeslagrechten was te laat ingediend, en er was geen sprake van een kennelijke fout die de Minister zou verplichten om de aanvraag alsnog te honoreren.
Het College concludeerde dat de Minister terecht had besloten om de aanvraag van appellant af te wijzen, omdat deze niet tijdig was ingediend en er geen aanleiding was om te veronderstellen dat er een kennelijke fout was gemaakt. De belangenafweging die appellant aanvoerde, werd niet gedeeld door het College, dat oordeelde dat de Minister op grond van de Europese regelgeving verplicht was om de aanvraag af te wijzen. De uitspraak werd gedaan door mr. E.J.M. Heijs, met mr. B.J.E. Lodder als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 8 december 2009.