2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Verweerder heeft bij besluit van 6 mei 2004 appellante in kennis gesteld van een herbeoordeling van haar aanvraag oppervlakten 2003. Daarin heeft verweerder, voor zover hier van belang, naar aanleiding van een rapport van de AID geconstateerd dat een aantal als voederareaal opgegeven percelen in het gebied D niet als voederareaal kunnen worden aangemerkt. Volgens verweerder hadden deze percelen niet als blijvend grasland, maar als bos moeten worden aangemerkt.
- Appellante heeft in verband met deze bevindingen en met het oog op de in te dienen aanvraag oppervlakten 2004 op 10 mei 2004 telefonisch contact gehad met dhr. E, teammanager bij verweerders toenmalige dienst LASER. Daarbij heeft E toegezegd de definities van (blijvend) grasland en bos, zoals die worden gehanteerd bij het vaststellen van het voederareaal in het kader van de Regeling, aan appellante te doen toekomen. Bij brief van 11 mei 2004 is E die toezegging nagekomen.
- Op 14 mei 2004 heeft verweerder van appellante de aanvraag oppervlakten 2004 ontvangen, waarbij voor in totaal 131.24 ha voederareaal is opgegeven. Appellante heeft de in de aanvraag oppervlakten 2003 opgegeven percelen uit het gebied D niet als voederareaal opgegeven (bijdragecode 999; geen bijdrage).
Op 14 mei 2004 heeft verweerder voorts een brief van appellante ontvangen, waarin appellante meedeelt dat (-) zij het oneens is met verweerders bevindingen in het besluit van 6 mei 2004, (-) zij echter geen risico wil lopen met de aanvraag oppervlakten 2004 en de aanvraag daarom overeenkomstig verweerders bevindingen heeft ingevuld, (-) zij door de betrokken percelen niet als voederareaal op te geven een fors deel van de subsidie misloopt en (-) zij verweerder op voorhand aansprakelijk stelt voor de schade.
- Op 25 juni 2004 heeft appellante zoogkoeienpremie aangevraagd voor 35 dieren. Daarnaast heeft appellante in 2004 aanvragen ingediend voor stierenpremie, slachtpremie en het extensiveringsbedrag.
- Bij brief van 11 februari 2005 heeft verweerder aan appellante meegedeeld dat de aanvraag oppervlakten 2004 is beoordeeld en dat 128.57 ha voederareaal is geconstateerd.
- Bij besluit van 2 mei 2005 heeft verweerder, beslissend op de bezwaren van appellante tegen de runderpremiebesluiten over het jaar 2003, vastgesteld dat de percelen 36, 40 t/m 47 en 49 t/m 52 ten onrechte als bos zijn aangemerkt, omdat het rapport van de AID onvoldoende duidelijk is. De bezwaren zijn daarom gegrond verklaard. Voorts is meegedeeld dat opnieuw op de aanvragen over het jaar 2003 moet worden beslist en dat de benutting van de premierechten zoogkoeien in 2003 opnieuw moet worden getoetst.
- Bij besluit van 17 juni 2005 heeft verweerder beslist op de runderpremieaanvragen voor 2004. De stierenpremie, zoogkoeienpremie en het extensiveringsbedrag zijn berekend op basis van 128.57 ha voederareaal. Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 15 juli 2005 bezwaar gemaakt.
- Bij brief van 29 juni 2005 heeft Ing. F, teammanager bij Dienst Regelingen, aan appellante naar aanleiding van telefonisch contact over de gevolgen van het besluit van 2 mei 2005 meegedeeld dat in haar specifieke situatie de benutting premierechten 2004 niet zal worden getoetst en dat dit betekent dat appellante voor het verkoopseizoen 2005 beschikt over 77,9 premierechten.
- Bij brief van 13 juli 2005 heeft verweerder naar aanleiding van het besluit van 2 mei 2005 zijn mededeling in de brief van 11 februari 2005 over de oppervlakte voederareaal herzien. Daarbij heeft verweerder de bijdragecode van de in de aanvraag oppervlakten 2004 vermelde percelen uit het gebied D gewijzigd van 999 (geen bijdrage) in 800 (voederareaal) en de oppervlakte voederareaal vastgesteld op 146.67 ha.
- Bij besluit van 14 augustus 2005, verzonden op 15 september 2005, heeft verweerder zijn besluit van 17 juni 2005 herzien. Als gevolg van de wijziging van de vastgestelde oppervlakte voederareaal is alsnog voor alle 35 in de aanvraag om zoogkoeienpremie opgegeven dieren zoogkoeienpremie toegekend en is het extensiveringsbedrag verhoogd. In het besluit is voorts vermeld dat appellante voor het premiejaar 2004 over 70 premierechten beschikt. Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 28 september 2005 bezwaar gemaakt.
- Op 22 december 2005 is appellante over haar bezwaren gehoord.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.