ECLI:NL:CBB:2009:BL4427
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Herziening van besluit inzake GLB-inkomenssteun en zoogkoeienpremie na niet tijdige melding van vervanging
In deze zaak heeft de Maatschap A, B en C, appellante, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder, inzake de GLB-inkomenssteun en de zoogkoeienpremie. Het beroep is ingesteld op 7 december 2004 tegen een besluit van 27 oktober 2004, waarin verweerder op het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 4 juni 2004 heeft beslist. Dit eerdere besluit hield in dat vijf van de vijftien aangevraagde zoogkoeien niet aan de voorwaarden voldeden, wat leidde tot een terugvordering van € 1.263,55.
De procedure heeft een lange aanloop gekend, waarbij het College de zaak heeft aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Na beantwoording van deze vragen heeft het College op 31 oktober 2008 uitspraak gedaan in een verwante zaak. Op 18 maart 2009 vond de zitting plaats, waarbij appellante niet verscheen. Op 29 april 2009 heeft het College het onderzoek heropend en vragen aan verweerder gesteld, die op 26 mei 2009 zijn beantwoord.
Bij besluit van 5 augustus 2009 heeft verweerder het eerdere besluit herzien en het bezwaar van appellante gegrond verklaard voor één van de vijf dieren, waardoor het aantal premieabele zoogkoeien op elf is vastgesteld en een bedrag van € 387,75 aan appellante is toegekend. Voor de overige vier dieren bleef verweerder bij zijn standpunt dat de vervangingen niet tijdig waren gemeld. Appellante betwistte dit en voerde aan dat de dagtekening van de vervangingskaarten relevant was. Het College oordeelde echter dat de ontvangst van de vervangingskaarten bepalend was en dat de melding niet tijdig was gedaan.
Het College verklaarde het beroep tegen het besluit van 5 augustus 2009 ongegrond en het beroep tegen het besluit van 27 oktober 2004 niet-ontvankelijk. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 322,--.