ECLI:NL:CBB:2009:BK0622
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- W.E. Doolaard
- S.C. Stuldreher
- M.J. Kuiper
- Rechtspraak.nl
Uitleg van artikel 3 bis van Verordening (EG) nr. 795/2004 in relatie tot kortingen en uitsluitingen op basis van andere verordeningen
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 7 oktober 2009, wordt een beroep behandeld van appellant A, vertegenwoordigd door P.J. Houtsma, tegen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, vertegenwoordigd door mr. C.E.B. Haazen. Het beroep is ingesteld tegen een besluit van de Minister van 20 december 2006, waarin het bezwaar van appellant tegen de vaststelling van zijn toeslagrechten werd afgewezen. De zaak betreft de uitleg van artikel 3 bis van Verordening (EG) nr. 795/2004 in samenhang met andere verordeningen, en de vraag of kortingen of uitsluitingen op basis van andere verordeningen ook onder deze bepaling vallen.
Het College heeft eerder prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, die op 11 juni 2009 zijn beantwoord. Het Hof heeft geoordeeld dat kortingen en uitsluitingen op basis van Verordening (EG) nr. 1254/1999 buiten beschouwing moeten worden gelaten bij de berekening van het referentiebedrag voor de toeslagrechten. Dit oordeel heeft geleid tot de conclusie dat het beroep van appellant gegrond is, omdat de Minister ten onrechte deze uitsluitingen heeft meegenomen in zijn besluit.
Het College heeft vervolgens het bestreden besluit vernietigd en de Minister opgedragen om binnen tien weken opnieuw op het bezwaar van appellant te beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de Minister veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn vastgesteld op € 840,30, en is het door appellant betaalde griffierecht van € 141,00 vergoed. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met de toepassing van Europese regelgeving en de gevolgen daarvan voor de betrokken partijen.