ECLI:NL:CBB:2009:BJ9327
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- E.R. Eggeraat
- E. Dijt
- B. Hessel
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen vervallen taxivergunning
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 september 2009 uitspraak gedaan in het beroep van Taxibedrijf A tegen de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Het geschil betreft de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar van appellant tegen een besluit van 16 juli 2008, waarin werd gesteld dat de taxivergunning van appellant van rechtswege was vervallen. Appellant had op 25 augustus 2008 beroep ingesteld tegen dit besluit, nadat verweerder op 27 augustus 2007 had geconstateerd dat appellant zijn activiteiten als vervoerder had beëindigd. Appellant betwistte deze conclusie en stelde dat hij zijn werkzaamheden nog niet had aangevangen, waardoor de vergunning niet van rechtswege kon vervallen.
Het College oordeelde dat de wetgeving omtrent de Wet personenvervoer 2000 (Wp 2000) vereist dat de gronden voor het vervallen van een vergunning strikt worden uitgelegd. Artikel 7, eerste lid, onder d, Wp 2000 stelt dat een vergunning vervalt zodra degene aan wie de vergunning is verleend, zijn activiteiten als vervoerder heeft beëindigd. Het College concludeerde dat het niet begonnen zijn met de vergunde activiteiten niet gelijkgesteld kan worden aan het beëindigen van deze activiteiten. Daarom was de conclusie van verweerder dat de vergunning van rechtswege was vervallen onterecht.
Het College verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan appellant, vastgesteld op € 644,--, en het griffierecht van € 145,-- diende te worden vergoed.