ECLI:NL:CBB:2009:BJ8242

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
1 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/391
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van vergunning voor binnenlands beroepsvervoer en afwijzing van verzoek om verlenging van communautaire vergunning

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 1 september 2009 uitspraak gedaan in het beroep van A h.o.d.n. J&A Trucking Services tegen Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerster van 14 mei 2008, waarin het bezwaar van appellant tegen de intrekking van zijn vergunning voor binnenlands beroepsvervoer en de afwijzing van zijn verzoek om verlenging van de communautaire vergunning ongegrond werd verklaard. De intrekking was gebaseerd op de Wet goederenvervoer over de weg, waarin is bepaald dat het verboden is binnenlands beroepsvervoer te verrichten zonder vergunning en dat een communautaire vergunning alleen verleend kan worden als de aanvrager in het bezit is van een vergunning voor binnenlands beroepsvervoer.

De procedure begon met een brief van appellant op 27 mei 2008, waarin hij zijn bezwaar kenbaar maakte. Tijdens de zitting op 9 juni 2009 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het College heeft vastgesteld dat appellant ten tijde van het bestreden besluit niet voldeed aan de eis van vakbekwaamheid, wat leidde tot de intrekking van zijn vergunning. Appellant had twee keer examen afgelegd, maar was niet geslaagd. Verweerster had appellant voldoende gelegenheid gegeven om aan de eisen te voldoen, maar hij had geen tijdig bewijs van inschrijving voor een nieuw examen overgelegd.

Het College oordeelde dat verweerster in redelijkheid had kunnen besluiten om het bezwaar ongegrond te verklaren. De beslissing om geen verder uitstel te verlenen was niet onredelijk, aangezien appellant niet tijdig de benodigde documenten had overgelegd. Het College concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. Uiteindelijk werd het beroep van appellant ongegrond verklaard, zonder dat er termen waren voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 08/391
1 september 2009
14021 Wet goederenvervoer over de weg
Communautaire vergunning
Uitspraak in de zaak van:
A h.o.d.n. J&A Trucking Services, te X, appellant,
tegen
Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie, verweerster,
gemachtigde: R.A. Scherpenisse, werkzaam bij verweerster.
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 27 mei 2008, bij het College binnengekomen op 29 mei 2008, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerster van 14 mei 2008.
Bij dit besluit heeft verweerster ongegrond verklaard het bezwaar van appellant tegen de besluiten van 30 januari 2008 waarbij zijn vergunning voor binnenlands beroepsvervoer is ingetrokken en het verzoek om verlenging van de communautaire vergunning is afgewezen, welke besluiten zijn gebaseerd op de Wet goederenvervoer over de weg.
Bij brief van 4 juli 2008 heeft verweerster een verweerschrift ingediend en op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Op 9 juni 2009 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellant en de gemachtigde van verweerster hun standpunten hebben toegelicht.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Ten tijde van het bestreden besluit gold de Wet goederenvervoer over de weg (hierna: Wgw) waarin, voor zover hier van belang, het volgende was bepaald:
“Artikel 5
1. Het is verboden binnenlands beroepsvervoer te verrichten zonder een daartoe strekkende vergunning.
(…)
3. Het is verboden grensoverschrijdend beroepsvervoer te verrichten zonder een communautaire vergunning.
(…)
Artikel 8
1. Een vergunning voor binnenlands beroepsvervoer wordt verleend indien wordt voldaan aan de eisen van:
a. betrouwbaarheid, door degene die permanent en daadwerkelijk leiding geeft aan het beroepsvervoer of indien deze leiding bij meer personen berust, door ieder van hen;
b. kredietwaardigheid, door de ondernemer of indien meer natuurlijke personen gezamenlijk als ondernemer optreden, door hen gezamenlijk; en
c. vakbekwaamheid, door degene die permanent en daadwerkelijk leiding geeft aan het beroepsvervoer of indien deze leiding bij meer personen berust, door ten minste een van hen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gegeven met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde eisen.
Artikel 9
1. Een communautaire vergunning wordt slechts verleend en is na verlening slechts geldig, indien de aanvrager van die vergunning in het bezit is van een vergunning voor binnenlands beroepsvervoer als bedoeld in artikel 5, eerste lid.
(…)
Artikel 12
1. Een vergunning voor binnenlands beroepsvervoer wordt ingetrokken:
(…)
c. indien niet langer wordt voldaan aan de eisen bedoeld in artikel 8, eerste lid; (…)”
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Bij besluiten van 30 januari 2008 heeft verweerster de vergunning voor binnenlands beroepsvervoer van appellant ingetrokken en zijn verzoek om verlenging van de tot 17 december 2007 verleende communautaire vergunning afgewezen.
- Bij brief van 11 februari 2008 heeft appellant verweerster verzocht om het genomen besluit te op te schorten. Verweerster heeft deze brief aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de op 30 januari 2008 genomen besluiten.
- Op 26 februari 2008 heeft appellant zijn bezwaar op een hoorzitting toegelicht.
- Bij brief van 11 april 2008 heeft verweerster appellant meegedeeld dat de Commissie Vergunningverlening Beroepsgoederenvervoer op een daartoe strekkend verzoek van appellant heeft besloten de beslissing op het bezwaarschrift aan te houden tot en met 14 mei 2008 teneinde hem in de gelegenheid te stellen om op 22 april 2008 en 24 april 2008 examen af te leggen teneinde de getuigschriften van vakbekwaamheid te halen. Aan appellant is tevens verzocht verweerster uiterlijk 2 mei 2008 op te hoogte te brengen van zijn examenresultaten.
- Bij faxbericht van 6 mei 2008 heeft verweerster appellant meegedeeld dat de op 5 mei 2008 telefonisch toegezegde stukken betreffende de examenuitslag van april 2008 en de nieuwe examenaanvraag niet zijn ontvangen en dat verweerster een voorstel voor een beslissing op bezwaar met de beschikbare gegevens in de vergadering van de Commissie Vergunningverlening Beroepsgoederenvervoer op 14 mei 2008 zal inbrengen.
- Bij faxbericht gedateerd ´05-02-05´, maar bij verweerder binnengekomen op 6 mei 2008 of kort daarna heeft appellant verweerster de resultaten van het in april afgelegde examen doen toekomen. Appellant is niet geslaagd voor dit examen.
- Op 14 mei 2008 heeft verweerster het bestreden besluit genomen.
- Bij faxbericht gedateerd ´15-02-05´ heeft appellant een bewijs van inschrijving, gedateerd 9 mei 2008, voor het examen op 2 september 2008 en 4 september 2008 overgelegd.
3. Het standpunt van verweerster
Bij het bestreden besluit heeft verweerster het bezwaar ongegrond verklaard en hiertoe, onder meer, het volgende overwogen.
Appellant heeft op 28 november 2007 J&A Trucking Services V.o.f. door middel van een wijziging van de rechtsvorm omgezet naar de eenmanszaak A, h.o.d.n. J&A Trucking Services. Hiermee is de vakbekwaamheid die in de v.o.f. werd ingebracht door B komen te vervallen. Appellant is begonnen met het behalen van het vakdiploma (Duits vakdiploma) en heeft hiertoe in december 2007 en april 2008 examen afgelegd.
Verweerster heeft besloten om appellant tot en met 14 mei 2008 in de gelegenheid te stellen om zijn vakbekwaamheid te halen. Appellant is, nadat hij twee keer examen heeft afgelegd, niet geslaagd. Hoewel appellant telefonisch heeft meegedeeld dat hij in september 2008 weer examen zal afleggen, heeft hij, ondanks toezegging, geen stukken hierover overgelegd.
Verweerster concludeert dat appellant niet voldoet aan de eis van vakbekwaamheid en dat het besluit tot intrekking van de vergunning voor binnenlands beroepsvervoer en de afwijzing van het verzoek om verlenging van de communautaire vergunning daarom gehandhaafd moet worden.
In het verweerschrift heeft verweerster hieraan toegevoegd dat het bezwaarschrift van appellant niet ongegrond is verklaard omdat de stukken over de inschrijving voor het examen in september 2008 niet (tijdig) zijn overgelegd, maar omdat binnen de onderneming van appellant niet wordt voldaan aan de eis van vakbekwaamheid. Ten tijde van de beslissing op het bezwaarschrift is op grond van de destijds beschikbare gegevens bekeken of verder uitstel mogelijk was. Gelet op het gegeven dat appellant ruimschoots in de gelegenheid is geweest om aan de eis van vakbekwaamheid te voldoen, heeft verweerster besloten om zijn verzoek tot uitstel tot en met september 2008 niet in te willigen en een beslissing op het bezwaarschrift te nemen.
4. Het standpunt van appellant
Appellant heeft in beroep aangevoerd dat hij de stukken over het examen in september 2008 niet eerder heeft kunnen overleggen. Hij heeft zich direct na ontvangst van de uitslag opnieuw ingeschreven voor het nieuwe examen in september 2008 onder gelijktijdige overboeking van het examengeld. Na ontvangst van de deelnamebevestiging rond 13 of 14 mei 2008 heeft hij deze aan verweerster gefaxt na telefonisch overleg.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Tussen partijen is niet in geschil dat appellant ten tijde van het bestreden besluit niet heeft voldaan aan de eis van vakbekwaamheid. Op grond van artikel 12, eerste lid, Wgw was verweerster dus gehouden tot intrekking van de vergunning voor binnenlands beroepsvervoer. Ingevolge artikel 9, eerste lid, Wgw wordt een communautaire vergunning slechts verleend, indien de aanvrager in bezit is van een vergunning voor binnenlands beroepsvervoer. Aangezien appellant met de intrekking van deze vergunning niet meer aan de voorwaarde voor de verlenging van de communautaire vergunning voldeed, diende verweerster het verzoek om verlenging van de communautaire vergunning af te wijzen.
5.2 Ten aanzien van de beslissing van verweerster om de behandeling van het bezwaar niet langer aan te houden, overweegt het College het volgende. Bij gebrek aan een bijzondere bepaling in de Wgw, is ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) het uitgangspunt dat binnen een termijn van zes weken na ontvangst van het bezwaarschrift door het bestuursorgaan wordt beslist, welke termijn ingevolge artikel 7:10, derde lid, Awb voor ten hoogste vier weken kan worden verlengd. Ingevolge artikel 7:10, vierde lid, Awb is verder uitstel mogelijk voor zover de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad of ermee instemmen. Naar het oordeel van het College blijkt uit het bepaalde in artikel 7:10, vierde lid, Awb dat de beslissing om de beslissing op het bezwaar uit te stellen een bevoegdheid is van verweerster. Er rust blijkens dat artikellid geen verplichting op verweerster om een verzoek om uitstel van de behandeling van het bezwaar te honoreren, zodat het College de beslissing van verweerster om geen verder uitstel te verlenen slechts marginaal kan toetsen.
Het College is van oordeel dat verweerster op 14 mei 2008 in redelijkheid op het bezwaar heeft kunnen beslissen. Verweerster heeft appellant een duidelijke termijn gesteld waarbinnen het stuk over de inschrijving voor het examen in september 2008 moest worden overgelegd. Blijkens het faxbericht van verweerster van 6 mei 2008 is tussen partijen op 5 mei 2008 afgesproken dat appellant nog dezelfde dag de stukken betreffende zijn inschrijving voor het examen in september 2008 zou faxen en heeft verweerster appellant gemeld dat op 14 mei 2008 op het bezwaarschrift beslist zal worden. Tussen partijen is niet in geschil dat het stuk over de inschrijving voor het examen in september 2008 pas na 14 mei 2008 is overgelegd. Naar het oordeel van het College hoefde verweerster, anders dan appellant in beroep heeft gesteld, geen genoegen te nemen met hetgeen appellant telefonisch had meegedeeld. Indien appellant meer tijd nodig had voor het overleggen van de gegevens, dan had het, met het oog op de inhoud van het faxbericht van 6 mei 2008 in de rede gelegen om schriftelijk uitstel te vragen.
Naar het oordeel van het College kan niet worden gezegd dat appellant onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om zelf zijn diploma van vakbekwaamheid te halen. Appellant is na het uittreden van B uit de onderneming op 31 juli 2007 in de gelegenheid geweest om zelf aan de eis van vakbekwaamheid te voldoen. Hij heeft hiertoe twee keer aan het examen deelgenomen maar is niet geslaagd. Bijzondere omstandigheden die tot het oordeel zouden kunnen nopen dat verweerster appellant nog een keer in de gelegenheid had moeten stellen het examen te halen zijn niet gesteld of gebleken. Dat appellant, naar hij ter zitting heeft verklaard, het leren vanwege zijn leeftijd niet makkelijk vindt kan niet als een dusdanige omstandigheid worden gezien.
5.3 Uit het voorgaande volgt dat het beroep van appellant ongegrond moet worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 Awb acht het College geen termen aanwezig.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. E.R. Eggeraat, mr. E. Dijt en dr. B. Hessel, in tegenwoordigheid van mr. A. Graefe als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 1 september 2009.
w.g. E.R. Eggeraat w.g. A. Graefe