6. De beoordeling van het geschil
6.1 Uit artikel 24 van de Wet volgt dat de netbeheerder voor transport slechts een tarief in rekening mag brengen voor zover dit is opgenomen in een op grond van artikel 41c van de Wet ten aanzien van de netbeheerder genomen tariefbesluit. Het is de netbeheerder niet toegestaan naast dat tarief in een privaatrechtelijke overeenkomst nog een extra vergoeding in verband met dat transport overeen te komen; ook niet in het geval dat - naar de mening van de netbeheerder - sprake is van kosten, waarvoor in de TarievenCode geen voorziening is getroffen en waarvoor bijgevolg geen tarief is vastgesteld.
Dit zou immers afbreuk doen aan het systeem van tariefregulering dat is bedoeld om contractpartijen van de netbeheerder bescherming te bieden, nu zij vanwege het monopolie van de netbeheerder niet de mogelijkheid hebben met een andere partij te contracteren.
In het geval de netbeheerder van mening is dat voor bepaalde kosten ten onrechte geen tarief is vastgesteld, kan de netbeheerder pogen samen met de andere netbeheerders een voorstel tot wijziging van de TarievenCode aan verweerder voor te leggen, danwel verweerder te bewegen een wijziging van de TarievenCode te initiëren.
6.2 Windpark is producent van elektriciteit en aangesloten op spanningsniveau MS op een net van appellante.
De kosten voor (het transport van) blindenergie voor producenten behoren blijkens artikel 3 van de Regeling en artikel 3.2.2 TarievenCode tot de kosten die worden gedekt door het transporttarief.
In paragraaf 3.9 van de TarievenCode is bepaald dat voor producenten aangesloten op spanningsniveau LS een tarief voor blindenergie geldt.
Voor producenten aangesloten op MS is geen blindenergietarief vastgesteld..
6.3 Appellante heeft zich op het standpunt gesteld dat het bedrag dat zij bij Windpark in rekening brengt, niet gezien moet worden als een element van de vergoeding voor het transport, maar als een - tevoren gefixeerde - schadevergoeding wegens het niet nakomen van de ingevolge de NetCode rechtmatig gestelde eis cos f = 1.
Het College overweegt dienaangaande dat in artikel 6, dertiende lid, TVE, dat deel uitmaakt van de tussen Windpark als producent en appellante gesloten transportovereenkomst, is neergelegd dat een vergoeding is verschuldigd voor blindverbruik. In de formule voor de berekening daarvan wordt de arbeidsfactor (cos f) opgevoerd. Het artikel houdt op zichzelf niet de verplichting in om het afnemen van blindenergie binnen een bepaalde grens te houden, doch stelt slechts de prijs vast die voor het blindverbruik in het kader van de transportovereenkomst betaald moet worden.
Gelet op een en ander dient ervan te worden uitgegaan dat appellante aan Windpark op basis van artikel 6, dertiende lid, TVE een (element van een) transporttarief in rekening brengt.
Er is dan ook geen sprake van een vooraf gefixeerde schadevergoeding wegens wanprestatie, bestaande uit het niet inachtnemen van de afgesproken arbeidsfactor, doch van een element dat bij de vaststelling van het voor transport te betalen tarief in de berekening betrokken wordt.
Nu daarvoor in de TarievenCode geen grondslag bestaat, mag dit element niet in de berekening van de transportvergoeding betrokken worden.
6.4 Uit het vorengaande blijkt dat sprake is van een geschil omtrent een tarief, tot het beslechten waarvan verweerder ingevolge artikel 51 van de Wet geroepen was. Het College ziet voorts geen grond voor het oordeel dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 7:11 Awb, nu deze grief is terug te voeren op het, naar uit vorenstaande blijkt, onjuiste standpunt van appellante dat het geschil tussen Windpark en appellante de (niet-)nakoming van de op zichzelf staande eis cos f = 1 zou betreffen.
6.5 De conclusie van verweerder dat de klacht van Windpark gegrond is, is, gelet op hetgeen in 6.1 tot en met 6.3 overwogen is, juist.
6.6 Op basis van de stukken van het dossier kan het College niet vaststellen of appellante contractueel aan Windpark de verplichting tot het inachtnemen van de arbeidsfactor cos f = 1 heeft opgelegd. Als dat zo is, hoeft het wettelijk systeem niet te verhinderen dat appellante de door wanprestatie, bestaande uit het niet inachtnemen daarvan, ontstaande schade op Windpark zou verhalen. De onderhavige procedure heeft echter geen betrekking op schade.
Gelet daarop overweegt het College dat de verklaring die verweerder in dictumonderdeel II van het besluit van 22 augustus 2006 heeft neergelegd, dat artikel 6, dertiende lid, TVE buiten toepassing dient te blijven voorzover appellante op grond van dit artikel juncto artikel 6:74 BW een (schade)vergoeding voor blindverbruik bij producerende afnemers aangesloten op MS in rekening brengt, de omvang van het geschil te buiten gaat.
In zoverre is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Zelf voorziend zal het College vaststellen, dat artikel 6, dertiende lid, TVE bij de berekening van de door Windpark te betalen transportvergoeding, buiten beschouwing dient te blijven.
6.7 Het College acht ten slotte termen aanwezig om verweerder met toepassing van artikel 8:75 Awb te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van appellante. Deze kosten worden op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op (beroepschrift 1 punt, bijwonen zitting 1 punt, wegingsfactor 1,5 voor een zware zaak, bij een waarde van € 322,-- per punt) berekend op € 966,--.