ECLI:NL:CBB:2009:BI7106
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake de Regeling dierlijke EG-premies
In deze zaak heeft appellante, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder, met betrekking tot de Regeling dierlijke EG-premies. Het beroep is ingediend op 3 december 2004 en betreft een besluit van 27 oktober 2004, waarin verweerder het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 4 juni 2004 heeft afgewezen. De zaak draait om de toekenning van een zoogkoeienpremie voor het jaar 2002, waarbij verweerder een bedrag van € 4.816,90 had toegekend, maar later dit bedrag gedeeltelijk heeft herzien en € 1.152,83 heeft teruggevorderd. De procedure heeft zich uitgestrekt over meerdere jaren, waarbij het College in afwachting was van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.
De kern van het geschil betreft de vraag of appellante recht had op de zoogkoeienpremie, gezien de voorwaarden die in de Regeling zijn gesteld. Verweerder heeft gesteld dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden, omdat een van de runderen niet aan de eisen voldeed en een ander rund niet tijdig was vervangen. Appellante heeft betoogd dat de vaststellingen van verweerder onterecht zijn en dat zij voldoende zoogkoeien ter vervanging had. Het College heeft echter geoordeeld dat de argumenten van appellante niet opwegen tegen de wettelijke vereisten en dat de kortingen die door verweerder zijn toegepast terecht zijn.
Uiteindelijk heeft het College het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij het heeft geoordeeld dat verweerder de juiste procedure heeft gevolgd en de besluiten op de juiste gronden heeft genomen. De uitspraak is gedaan op 29 april 2009, waarbij het College geen aanleiding heeft gezien voor een proceskostenveroordeling.