ECLI:NL:CBB:2009:BI4306
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Weigering vergunning taxivervoer op basis van duurzaam beschikken over voertuigen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 april 2009 uitspraak gedaan in het geschil tussen A, appellant, en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, verweerder. De appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 11 januari 2008, waarin de bezwaren van appellant tegen een eerder besluit van 1 augustus 2007 ongegrond waren verklaard. Dit eerdere besluit betrof de wijziging van het vestigingsadres van appellant in de aan hem verleende vergunning voor taxivervoer en de afwijzing van zijn aanvraag om vervanging en uitbreiding van vergunningbewijzen.
De procedure begon met een aanvraag van appellant op 25 april 2007 voor wijziging van zijn taxivergunning, waarbij hij ook vroeg om uitbreiding met drie vergunningbewijzen. Verweerder had echter vastgesteld dat appellant niet kon aantonen dat hij duurzaam de beschikking had over de voertuigen waarvoor de vergunningen waren aangevraagd. Tijdens de zitting op 22 januari 2009 was appellant aanwezig, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Het College oordeelde dat verweerder op goede gronden de vergunningen had geweigerd. Het College stelde vast dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij over de voertuigen beschikte, zoals vereist door de Wet personenvervoer 2000. De overgelegde gebruiksovereenkomsten gaven onvoldoende zekerheid over de duurzaamheid van het gebruik van de voertuigen. Het College concludeerde dat het beroep van appellant ongegrond was en dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.