ECLI:NL:CBB:2009:BI4255
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Fictieve weigering aanwezigheidsvergunning op grond van de Wet op de kansspelen
In deze zaak heeft appellante, A, h.o.d.n. B, te C, beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van Rozenburg, waarbij haar bezwaar tegen de fictieve weigering van een aanwezigheidsvergunning op grond van de Wet op de kansspelen werd afgewezen. De aanvraag voor de vergunning was op 20 maart 2002 ingediend, maar verweerder had hierop niet tijdig beslist. Appellante heeft in 2006 bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een besluit, maar verweerder verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het te laat was ingediend. De rechtbank Rotterdam had zich eerder onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat appellante bijna vier jaar had gewacht met het indienen van bezwaar. Het College oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij eerder bezwaar had kunnen maken en dat de toezeggingen van verweerder niet waren onderbouwd. Het beroep werd ongegrond verklaard, en het College zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 21 april 2009.