ECLI:NL:CBB:2009:BI4245
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Weigering aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten in horeca-inrichting
In deze zaak heeft appellante, een horeca-inrichting onder de naam B te C, beroep ingesteld tegen de weigering van de burgemeester van Rozenburg om een aanwezigheidsvergunning voor twee kansspelautomaten te verlenen. De aanvraag voor deze vergunning werd ingediend op 9 februari 2008, maar de burgemeester weigerde deze op 24 april 2008. Appellante stelde dat de inrichting voldeed aan de vereisten voor een hoogdrempelige inrichting, maar de burgemeester en later het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelden dat de inrichting als laagdrempelige inrichting moest worden aangemerkt. Dit was gebaseerd op de toegankelijkheid van de toiletten, die alleen via het cafégedeelte bereikbaar waren.
Tijdens de zitting op 10 maart 2009 werd het standpunt van appellante toegelicht door haar gemachtigde, mr. W.H. van Zundert, en de burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. Y.J. Sieverts. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester terecht had geweigerd de vergunning te verlenen, omdat de inrichting niet voldeed aan de voorwaarden voor een hoogdrempelige inrichting zoals vastgelegd in de Wet op de kansspelen. Het College concludeerde dat de burgemeester niet verplicht was om de vergunning te verlenen, ondanks eerdere vergunningen die aan appellante waren verstrekt.
De beslissing van het College was dat het beroep van appellante ongegrond werd verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van de juridische definities van hoog- en laagdrempelige inrichtingen en de noodzaak voor vergunningen in overeenstemming met de wetgeving.