ECLI:NL:CBB:2009:BI1589
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Weigering aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten in horecagelegenheid
In deze zaak heeft appellant, exploitant van een horecagelegenheid onder de naam 'C' te B, beroep ingesteld tegen de weigering van de burgemeester van Leeuwarden om een aanwezigheidsvergunning voor twee kansspelautomaten te verlenen. De burgemeester had op 9 juli 2008 besloten om de vergunning te weigeren, na een advies van de Adviescommissie bezwaarschriften die oordeelde dat de inrichting als laagdrempelig gekwalificeerd moest worden. Appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De procedure begon met een brief van appellant op 17 augustus 2008, en de zitting vond plaats op 26 maart 2009, waarbij appellant niet aanwezig was.
De kern van het geschil was of de burgemeester in strijd met het gelijkheidsbeginsel had gehandeld door appellant de vergunning te weigeren, terwijl andere cafés met vergelijkbare activiteiten wel vergunningen kregen. Appellant voerde aan dat de besluitvorming selectief en niet eenduidig was, en dat de aanwezigheid van dartborden in andere cafés niet leidde tot een weigering van vergunningen. De burgemeester verdedigde zijn besluit door te stellen dat de activiteiten in de inrichting van appellant, zoals salsalessen en feesten, een zelfstandige betekenis hadden en dat er geen sprake was van gelijke gevallen.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de burgemeester terecht had geweigerd de vergunning te verlenen. Het College concludeerde dat de argumenten van appellant niet overtuigend waren en dat er geen schending van het gelijkheidsbeginsel was. De beslissing van de burgemeester werd bevestigd, en het beroep van appellant werd ongegrond verklaard. Het College zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.