ECLI:NL:CBB:2009:BI1584
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Weigering aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten in horecagelegenheid
In deze zaak heeft appellant, A, h.o.d.n. Café Restaurant B, beroep ingesteld tegen de weigering van de burgemeester van Scherpenzeel om een aanwezigheidsvergunning voor twee kansspelautomaten te verlenen. De burgemeester had op 26 februari 2008 besloten om de vergunning te weigeren, na advies van de politie Gelderland-Midden. Appellant stelde dat zijn horecagelegenheid voldeed aan de eisen voor een hoogdrempelige inrichting volgens de Wet op de kansspelen, maar de burgemeester en later het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB) oordeelden dat dit niet het geval was. De procedure begon met een beroepschrift dat op 9 april 2008 bij de rechtbank Arnhem werd ingediend. Na verschillende correspondenties en een hoorzitting, waarin appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, werd het beroep op 9 april 2009 door het CBB behandeld.
Het CBB oordeelde dat de inrichting van appellant niet voldeed aan de vereisten voor een hoogdrempelige inrichting, omdat er geen sprake was van het aanbieden van driecomponentenmaaltijden, zoals vereist door de wet. Appellant had aangevoerd dat zijn inrichting een scheidingswand had tussen het afhaalgedeelte en het restaurantgedeelte, maar het CBB oordeelde dat dit niet voldoende was om de inrichting als hoogdrempelig te kwalificeren. Bovendien werd het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat appellant niet had aangetoond dat andere vergelijkbare inrichtingen wel een vergunning hadden gekregen.
Uiteindelijk verklaarde het CBB het beroep ongegrond en bevestigde de weigering van de vergunning. De uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan horecagelegenheden worden gesteld om in aanmerking te komen voor een aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten, en de noodzaak om aan de wettelijke definities te voldoen.