5. De beoordeling van het geschil
Verweerders hebben het verzoek om een ontheffing in verband met een openstelling van de avondwinkel op vrijdag en zaterdag tot 03.00 uur afgewezen. Voorts hebben verweerders de bestaande ontheffing gewijzigd, in die zin dat de openstellingsmogelijkheid van de avondwinkel op zaterdagavond is beperkt tot 24.00 uur en een nieuwe beperkende voorwaarde is toegevoegd, te weten dat na 22.00 uur geen alcoholhoudende drank mag worden verkocht. Dat besluit hebben verweerders in bezwaar gehandhaafd.
Gelet op de ter zitting door appellant gegeven toelichting op het beroep, is het beroep gericht tegen het in bezwaar handhaven van de nieuwe beperkende voorwaarde en dan met name voor zover het de vrijdag- en de zaterdagavond betreft. Het wijzigen van de ontheffing door het toevoegen van genoemde beperkende voorwaarde hebben verweerders in het onderhavige geval gebaseerd op artikel 4, aanhef en onder c, van de Verordening. Ingevolge dat artikel kunnen verweerders een ontheffing wijzigen indien het gebruik van de winkel op basis van de ontheffing gevaar oplevert voor de openbare orde, de veiligheid of het woon- en leefklimaat ter plaatse.
Uit het advies van de regiopolitie dat in het kader van het onderhavige verzoek is uitgebracht en uit de ter zitting door D, brigadier bij de regiopolitie Zaanstreek-Waterland, gegeven toelichting, blijkt dat de politie in het horeca-uitgaansgebied waar appellantes avondwinkel is gelegen, geregeld tot laat in de nacht geconfronteerd wordt met geweldsincidenten, openbare dronkenschap, baldadigheid en andere vormen van overlast. Deze overlast hangt volgens de politie voor een groot deel samen met het gebruik van alcoholhoudende drank door jeugdige bezoekers van dit gebied. Deze jeugdige bezoekers worden veelal geweerd uit horecagelegenheden in het uitgaansgebied, maar het gebruik van alcoholhoudende drank ter plaatse wordt, zo stelt de politie, toch mogelijk gemaakt doordat de jeugdige bezoekers van het uitgaansgebied alcoholhoudende drank in de winkel van appellante (kunnen) kopen.
Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting ziet het College geen grond voor het oordeel dat aan de juistheid van de bevindingen van de politie moet worden getwijfeld en dat verweerders deze bevindingen niet aan hun besluit ten grondslag hadden mogen leggen. Nu op grond van de bevindingen van de politie moet worden aangenomen dat de geconstateerde overlast in elk geval ten dele kan worden teruggevoerd op de verkoop van alcoholhoudende drank in de avondwinkel van appellant, waren verweerders ingevolge artikel 4, aanhef en onder c, van de Verordening bevoegd de aan appellant verleende ontheffing te wijzigen. Dat verweerders in het geval er geen verzoek om een ontheffing was gedaan door appellant, mogelijk pas op een later moment zouden hebben besloten tot het gebruik maken van de bevoegdheid tot wijziging van de ontheffing, betekent niet dat verweerders bij de beslissing op het verzoek geen gebruik mochten maken van de bevoegdheid. Er is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan verweerders niet in redelijkheid tot het stellen van de in geding zijnde voorwaarde hebben kunnen besluiten.
Voor zover appellante heeft beoogd te stellen dat verweerders in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelen, overweegt het College dat dit betoog niet slaagt. Verweerders hebben op goede gronden het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen. Daarbij neemt het College mede in aanmerking dat ter zitting genoegzaam is gebleken dat de andere avondwinkel waar men – volgens appellant – ook alcoholhoudende drank kan kopen, gelegen is buiten het horeca-uitgaansgebied en dat reeds daarom geen sprake is van een gelijk geval.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.