ECLI:NL:CBB:2009:BI0871
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- E.R. Eggeraat
- M.A. Fierstra
- R.J.G.M. Widdershoven
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake schending van de Mededingingswet door de Nederlandse Orde van Advocaten en anderen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellanten, die werkzaam zijn als vrij gevestigde advocaten met een specialisme in asielrecht. Zij hebben een klacht ingediend bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) tegen de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA), Stichting Rechtsbijstand Asiel Nederland (SRAN) en de Raden voor de Rechtsbijstand (RvR) wegens schending van de Mededingingswet. De klacht betreft de gefinancierde rechtsbijstand aan asielzoekers in Nederland, die volgens appellanten in overleg tussen de betrokken partijen zou zijn geregeld, wat zou leiden tot een verdeling van de markt voor rechtsbijstand.
De NMa heeft de klacht in eerste instantie afgewezen, maar na bezwaar van appellanten is het besluit van de NMa op 19 oktober 2006 ingetrokken en het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellanten gegrond verklaard voor wat betreft de proceskosten in bezwaar, maar het verzoek tot vergoeding van de proceskosten afgewezen en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.
In hoger beroep hebben appellanten vier gronden aangevoerd tegen de uitspraak van de rechtbank. Ze stellen dat de rechtbank ten onrechte niet heeft beslist op hun beroepschrift en dat de rechtbank de motivering van het besluit van de NMa niet correct heeft beoordeeld. De betrokken partijen, waaronder de NMa, NOvA, SRAN en RvR, hebben betoogd dat de rechtbank terecht het beroep van appellanten ongegrond heeft verklaard.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft uiteindelijk geoordeeld dat appellanten geen procesbelang meer hebben bij de behandeling van hun hoger beroep, aangezien de gefinancierde rechtsbijstand aan asielzoekers sinds 31 mei 2008 volledig door de advocatuur wordt verleend. Het College heeft het hoger beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.