ECLI:NL:CBB:2009:BH9056

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/259
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaat in horeca-inrichting

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 maart 2009 uitspraak gedaan in het geschil tussen de vennootschap onder firma Op de Steenenplaats en de burgemeester van Texel. De appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.J.M. Kobossen, hebben beroep ingesteld tegen de weigering van de burgemeester om een vergunning te verlenen voor het aanwezig hebben van een kansspelautomaat in hun horeca-inrichting, 'Eetcafé de Steenenplaats'. De burgemeester had op 14 maart 2008 besloten om de vergunning te weigeren, na het ontvangen van bezwaren van de appellanten tegen dit besluit. De appellanten stelden dat hun inrichting een hoogdrempelige inrichting is, omdat deze beschikt over de benodigde vergunningen en de uitstraling heeft van een café.

Het College heeft echter geoordeeld dat de inrichting als laagdrempelig moet worden aangemerkt. Dit oordeel is gebaseerd op de vaststelling dat de horeca-inrichting niet alleen alcoholhoudende dranken en driecomponentenmaaltijden aanbiedt, maar ook ontbijt- en lunchgerechten. De omzetgegevens, waaruit blijkt dat ongeveer 50% van de omzet vóór 17.00 uur wordt behaald, ondersteunen dit standpunt. Het College concludeert dat de activiteiten in de inrichting een zelfstandige betekenis hebben en dat de bezoekers niet uitsluitend komen voor het cafébezoek.

De appellanten hebben betoogd dat de beoordeling van de vergunning op basis van omzetgegevens niet juist is en dat de inrichting niet als laagdrempelig kan worden gekwalificeerd. Het College heeft echter vastgesteld dat de inrichting voldoet aan de criteria voor laagdrempeligheid zoals vastgelegd in de Wet op de kansspelen. Uiteindelijk heeft het College het beroep ongegrond verklaard, zonder termen voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 08/259 18 maart 2009
29010
Uitspraak in de zaak van:
Vennootschap onder firma Op de Steenenplaats en haar vennoten A en B, te Den Burg, appellanten,
gemachtigde: mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Deventer,
tegen
de burgemeester van Texel, verweerder,
gemachtigde: mr. M. Oosterdijk, werkzaam bij verweerder.
1. De procedure
Appellanten hebben bij brief van 11 april 2008, bij het College binnengekomen op 14 april 2008, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 14 maart 2008.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op de bezwaren van appellanten tegen de weigering een vergunning te verlenen op grond van de Wet op de kansspelen (hierna: de Wet) voor het aanwezig hebben van één kansspelautomaat in horeca-inrichting "Eetcafé de Steenenplaats".
Bij brieven van 5 mei 2008 en 6 juni 2008 hebben appellanten de gronden van het beroep ingediend.
Bij brief van 25 juni 2008 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken toegezonden.
Op 4 februari 2009 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen, met voorafgaand bericht, niet zijn verschenen.
2. De grondslag van het geschil
2.1 In de Wet, voor zover hier van belang, is het volgende bepaald:
" Artikel 30
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
d. hoogdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, waarin rechtmatig het horecabedrijf als bedoeld in dat artikellid wordt uitgeoefend:
1°. waar het café en het restaurantbezoek op zichzelf staat en waar geen andere activiteiten plaatsvinden, waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend en
2°. waarvan de activiteiten in belangrijke mate gericht zijn op personen van 18 jaar en ouder.
e. laagdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld is in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, waarin rechtmatig het horecabedrijf als bedoeld in dat artikellid wordt uitgeoefend, die geen hoogdrempelige inrichting is, of een inrichting waarin horeca-activiteiten worden verricht en waarvan de ondernemer inschrijfplichtig is en ingeschreven is bij het Bedrijfschap Horeca.
Artikel 30b
1. Het is verboden, behoudens het in deze Titel bepaalde, zonder vergunning van de burgemeester een of meer speelautomaten aanwezig te hebben
(…)
b. op voor het publiek toegankelijke plaatsen;
(…)
Artikel 30c
1. De vergunning kan slechts worden verleend, indien zij betreft het aanwezig hebben van een of meer speelautomaten:
a. in een laagdrempelige inrichting;
b. in een hoogdrempelige inrichting;
(…)
2. Bij gemeentelijke verordening wordt het aantal speelautomaten vastgesteld waarvoor per inrichting, als bedoeld in het eerste lid, vergunning wordt verleend, met dien verstande dat:
a. voor een inrichting als bedoeld in het eerste lid, onder a, geen vergunning kan worden verleend voor kansspelautomaten;
b. voor een inrichting als bedoeld in het eerste lid, onder b, het aantal kansspelautomaten waarvoor vergunning kan worden verleend, op twee wordt bepaald.
(…)
Artikel 30e
1. De vergunning wordt geweigerd indien:
a. door het verlenen der vergunning zou worden afgeweken van het bij of krachtens artikel 30c bepaalde; (…) "
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellanten exploiteren de horeca-inrichting "Eetcafé de Steenenplaats" te Den Burg.
- Bij formulier, gedateerd 11 januari 2007, hebben appellanten aan verweerder een aanwezigheidsvergunning gevraagd voor éen kansspelautomaat in hun inrichting.
- Bij besluit van 8 november 2007 heeft verweerder de gevraagde vergunning geweigerd.
- Bij brief van 4 december 2007, aangevuld bij brief van 4 januari 2008, hebben appellanten tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
- Op 20 februari 2008 heeft in het kader van de behandeling van het bezwaar een hoorzitting plaatsgevonden voor de bezwaarschriftencommissie van de gemeente Texel (hierna: de Commissie).
- Op 4 maart 2008 heeft de Commissie aan verweerder geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar onder verwijzing naar en met overneming van het advies van de Commissie ongegrond verklaard. In het advies wordt, samengevat weergegeven, als volgt overwogen.
In het onderhavige geval komen de bezoekers niet alleen naar de inrichting om alcoholhoudende dranken te nuttigen of driecomponentenmaaltijden te eten. Er worden ook lunchgerechten (broodjes, salades, soep, tosti's, uitsmijters en pannenkoeken e.d.) verstrekt. Ongeveer 50% van de omzet wordt vóór 17.00 uur behaald. Met de menukaart wordt bezoekers bovendien duidelijk gemaakt dat zij specifiek voor de lunch in de inrichting terecht kunnen. Gelet hierop moet aan de lunchactiviteiten een zelfstandige betekenis worden toegekend, waardoor de inrichting, gelet op artikel 30, aanhef en onder d, van de Wet als laagdrempelig moet worden aangemerkt.
4. Het standpunt van appellanten
Appellanten hebben, samengevat, het volgende aangevoerd.
De horeca-inrichting is een hoogdrempelige inrichting, omdat deze beschikt over de benodigde Drank- en Horecawetvergunning en de uitstraling heeft van een café, niet van een eetcafé. Het publiek dat de horeca-inrichting bezoekt is hoogdrempelig.
Het is onjuist dat een inrichting waar naast het avondeten ook op andere tijdstippen van de dag kan worden gegeten, geen restaurant of café kan zijn. Het bestreden besluit berust in zoverre niet op een deugdelijke motivering. Indien bij de beoordeling van de vraag of een inrichting hoogdrempelig is betekenis wordt toegekend aan de openingstijden van de inrichting, betreft dit een oprekking van de toetsingsgronden die in strijd is met de Wet.
De horeca-inrichting trekt één stroom van bezoekers en niet meerdere stromen. Het cafébezoek is permanent, de andere activiteiten zijn daaraan ondergeschikt. Men kan in elk café een bal gehakt eten of een tosti. Daarbij is het niet verplicht om alcoholhoudende dranken te bestellen of te nuttigen. Er is geen enkel café dat op een wettelijke blokkade stuit als maaltijden worden geserveerd. Het is verweerder voorts al geruime tijd bekend dat er in de horeca-inrichting wordt ontbeten, geluncht en gedineerd, naast de functie als café.
De Commissie neemt het standpunt in dat omzetgegevens niet bepalend zijn voor de vraag of een inrichting hoog- of laagdrempelig is, maar hanteert vervolgens wel een breuklijn in de omzet bij het tijdstip van 17.00 uur, die bepalend zou zijn voor het weigeren van de vergunning. Hiermee gaat verweerder voorbij aan normale, aanvaardbare toetsingscriteria.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Ingevolge artikel 30, aanhef en onder d, van de Wet wordt onder een hoogdrempelige inrichting verstaan een inrichting waar het café- en restaurantbezoek op zichzelf staat en waar geen andere activiteiten plaatsvinden, waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend.
Uit de memorie van toelichting (TK 1997–1998, 25 727, nr. 3, p. 22) blijkt het volgende. Een café is een inrichting die door het publiek in de eerste plaats wordt bezocht voor het nuttigen van alcoholhoudende drank. Een restaurant is een inrichting waar maaltijden worden geserveerd. Onder maaltijd wordt verstaan een geheel van warme gerechten, hetwelk tenminste bestaat uit de volgende drie, niet met elkaar vermengde bestanddelen: "vlees, vis, gevogelte of wild" (eventueel te vervangen door andere bestanddelen, in het geval van een vegetarisch restaurant), "groente" en "aardappelen, rijst of meelspijzen". Indien de inrichting op verstrekking van maaltijden van deze samenstelling is gericht en niet op merendeels afzonderlijke gerechten, is sprake van een restaurant. Indien in een café of restaurant nog andere activiteiten plaatsvinden, waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend, dient de inrichting alsnog als laagdrempelig te worden gekwalificeerd. Zelfstandige betekenis houdt in dat de activiteiten niet uitsluitend ter ondersteuning van het café- of restaurantbezoek dienen en een zelfstandige stroom van bezoekers trekken.
5.2 Uit de gedingstukken blijkt dat in de inrichting van appellanten niet alleen alcoholhoudende dranken en driecomponentenmaaltijden worden verstrekt, maar ook kleine gerechten voor het ontbijt en de lunch. Deze ontbijt- en lunchactiviteiten dienen niet uitsluitend ter ondersteuning van het café- en restaurantbezoek, maar trekken een zelfstandige stroom van bezoekers. Verweerder heeft in dit verband onweersproken gesteld dat uit de in de bezwaarprocedure betrokken stukken blijkt dat appellanten ongeveer de helft van hun omzet vóór 17.00 uur – de lunchkaart geldt tot dit tijdstip – behalen. Weliswaar zijn omzetgegevens bij de beoordeling van de vraag of een inrichting als hoogdrempelig moet worden aangemerkt niet bepalend, maar dit neemt niet weg dat verweerder deze gegevens bij de beoordeling heeft kunnen betrekken. Voorts heeft verweerder terecht opgemerkt dat appellanten zich met hun menukaart naar de bezoekers toe profileren als een inrichting waar men kan ontbijten, lunchen en dineren. De inrichting is dus terecht door verweerder als laagdrempelig aangemerkt.
Hetgeen appellanten overigens hebben aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.
5.3 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. E.J.M. Heijs, mr. M. Munsterman en mr. H.G. Lubberdink, in tegenwoordigheid van mr. O.C. Bos als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2009.
w.g. E.J.M. Heijs w.g. O.C. Bos