ECLI:NL:CBB:2008:BG9583

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
2 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/297
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake verzoek om ontvangstbevestiging van opgave handelsregister

In deze zaak heeft appellant, A, verzocht om een schriftelijke bevestiging van een opgave die hij op 1 januari 2008 had gedaan, met betrekking tot de toevoeging van bedrijfactiviteiten in het handelsregister van de vennootschap onder firma C. De opgave werd op 2 januari 2008 per fax ingediend. A heeft bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op zijn verzoek en heeft vervolgens beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 6 mei 2008. Gedurende de procedure heeft verweerster, de Kamer van Koophandel en fabrieken voor Oost-Brabant, diverse stukken ingediend, en A heeft ook nadere stukken ingediend. De zitting vond plaats op 21 oktober 2008, waarbij verweerster vertegenwoordigd was, maar A niet aanwezig was.

Het College heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat A geen processueel belang meer heeft bij het beroep. Dit is gebaseerd op de verklaring van A in zijn brief van 5 oktober 2008, waarin hij aangeeft dat verweerster al aan zijn verzoek heeft voldaan door de ontvangstbevestiging op te nemen in het verweerschrift van 1 oktober 2008. Hierdoor is het College van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

De uitspraak werd gedaan op 2 december 2008 door de rechters E.R. Eggeraat, M.A. Fierstra en M. van Duuren, in aanwezigheid van griffier S.D.M. Michael.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 08/297 2 december 2008
24000 Wet op de Kamers van Koophandel en Fabrieken 1963
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
de Kamer van Koophandel en fabrieken voor Oost-Brabant, verweerster,
gemachtigde: A.A.F. Bierings, werkzaam bij verweerster.
1. Het procesverloop
Bij brief van 3 januari 2008 heeft appellant verweerster verzocht om een schriftelijke bevestiging van een door hem op 1 januari 2008 gedagtekende en per fax op 2 januari 2008 ingestuurde opgave. De opgave ziet op een toevoeging van bedrijfactiviteiten in het handelsregister van de vennootschap onder firma C, te weten distributie dag-/weekbladen.
Tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek heeft appellant bij brief van 12 maart 2008 bezwaar gemaakt.
Tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar heeft appellant bij brief van 28 april 2008, bij het College binnengekomen op 6 mei 2008, beroep ingesteld.
Bij brieven van 12 juni 2008 en 24 juni 2008 heeft verweerster een verweerschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
Bij brieven van 1 juli 2008, 15 juli 2008, 21 augustus 2008, 28 augustus 2008, 6 september 2008 en 30 september 2008 heeft appellant nadere stukken in het geding gebracht.
Bij brief van 1 oktober 2008 heeft verweerster een aanvullend verweerschrift ingediend, waarop appellant bij brief van 5 oktober 2008 een reactie heeft gegeven.
Op 21 oktober 2008 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Verweerster is bij gemachtigde verschenen. Overeenkomstig voorafgaand bericht, is appellant niet ter zitting verschenen.
2. De beoordeling van het geschil
Naar het oordeel van het College heeft appellant geen processueel belang meer bij het onderhavige beroep en dient het beroep om die reden niet-ontvankelijk te worden verklaard. Hiertoe overweegt het College als volgt.
Appellant heeft bij brief van 3 januari 2008 verzocht om een ontvangstbevestiging van een opgave. In zijn brief van 5 oktober 2008 heeft appellant verklaard dat in het verweerschrift van 1 oktober 2008 de verlangde ontvangstbevestiging van die opgave is opgenomen. Daaruit blijkt dat verweerster reeds volgens appellant geheel is tegemoetgekomen aan onderhavig verzoek van appellant.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. E.R. Eggeraat, mr. M.A. Fierstra en mr. M. van Duuren in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Michael als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 2 december 2008.
w.g. E.R. Eggeraat w.g. S.D.M. Michael