ECLI:NL:CBB:2008:BG8043
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.R. Eggeraat
- M.A. Fierstra
- M. van Duuren
- Rechtspraak.nl
Tuchtzaak tegen appellant wegens overtreding van de Verordening HPA aardappelteelt 2003
In deze zaak gaat het om een tuchtprocedure tegen appellant A, die in beroep is gegaan tegen een tuchtbeschikking van het Tuchtgerecht Akkerbouwproductschappen. Het tuchtgerecht had op 21 januari 2008 een geldboete van € 3.460,-- opgelegd aan appellant wegens het telen van aardappelen met gebruikmaking van niet goedgekeurd pootgoed, in strijd met de Verordening HPA aardappelteelt 2003. Appellant heeft hoger beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, waarbij hij zijn gronden van beroep heeft aangevuld. Tijdens de zitting op 21 oktober 2008 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat hij te goeder trouw had gehandeld en dat er geen opzet in het spel was. Hij stelde dat het risico van ziektes nihil was, omdat het niet goedgekeurde pootgoed werd geteeld tussen goedgekeurd pootgoed.
Het College heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen betwisting inhouden van de vastgestelde feiten door het tuchtgerecht. Het College heeft vastgesteld dat de opgelegde boete in verhouding staat tot de ernst van de overtreding en dat de volksgezondheid in de aardappelsector van groot belang is. De stelling van appellant dat de boete ten onrechte was vastgesteld op basis van een te hoge kostenpost werd door het College verworpen. Het College oordeelde dat de keuze van appellant om door te gaan met de teelt, ondanks de waarschuwing van de keuringsdienst, hem zelf verantwoordelijk hield voor de gemaakte kosten.
Uiteindelijk heeft het College het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarmee de beslissing van het tuchtgerecht in stand bleef. Deze uitspraak is gebaseerd op de relevante bepalingen van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en de eerder genoemde verordening.