ECLI:NL:CBB:2008:BG8042
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake GLB-inkomenssteun en toeslagrechten
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin zijn toeslagrechten op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 zijn vastgesteld. Het beroep is ingediend op 15 juni 2007, tegen een besluit van 7 mei 2007, dat betrekking had op een eerder besluit van 22 september 2006. De Minister heeft in het bestreden besluit het bezwaar van appellant ongegrond verklaard, waarbij hij zich beroept op overmacht in 2000, die volgens appellant zijn productie nadelig heeft beïnvloed. De zaak is behandeld in een zitting op 22 oktober 2008, waarbij appellant niet aanwezig was, maar de Minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.
De kern van het geschil draait om de toepassing van Verordening (EG) nr. 1782/2003, die voorschriften bevat voor de berekening van het referentiebedrag voor toeslagrechten. Appellant stelt dat hij door overheidsinterventie in 2000 minder steun heeft ontvangen dan hij rechtmatig zou hebben gehad. De Minister heeft echter betoogd dat er geen bewijs is dat de overheidsinterventie een negatieve invloed heeft gehad op de productie van appellant in de referentieperiode. De productiegegevens tonen aan dat de productie in de referentieperiode hoger was dan in de jaren daarvoor.
Het College heeft geconcludeerd dat de Minister terecht het bezwaar van appellant ongegrond heeft verklaard. De aanvraag voor extra toeslagrechten uit de nationale reserve is eveneens afgewezen, omdat de gekochte grond al in de berekening van de toeslagrechten was meegenomen. Het College heeft geoordeeld dat er geen grond is voor het verhogen van het referentiebedrag, en dat een bezoek aan het bedrijf van appellant niet tot een ander oordeel zou leiden. De uitspraak van het College is gedaan op 19 november 2008, waarbij het beroep van appellant ongegrond is verklaard.