ECLI:NL:CBB:2008:BG8025

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/858
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit inzake GLB-inkomenssteun en braakverplichting

In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder, inzake de toekenning van akkerbouwsubsidie op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun. Het beroep is gericht tegen een besluit van 16 oktober 2006, dat later is herzien op 16 maart 2007 en opnieuw op 7 juni 2007. De zaak betreft de vraag of de braakverplichting correct is vastgesteld door verweerder. Appellant had een akkerbouwsubsidie aangevraagd voor het jaar 2005, maar de geconstateerde oppervlakte van zijn gewassen bleek lager dan de aangevraagde oppervlakte. Verweerder heeft de subsidie daarop aangepast en een braakverplichting van 10% opgelegd, die appellant betwistte. Tijdens de zitting op 22 oktober 2008 is appellant niet verschenen, maar verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Het College heeft vastgesteld dat de braaklegging in een andere productieregio heeft plaatsgevonden dan waar de gewassen zijn ingezaaid, wat gevolgen heeft voor de berekening van de braakverplichting. Het College oordeelt dat verweerder de braakverplichting terecht heeft berekend op 2,16 hectare, inclusief de oppervlakte die uit productie is genomen. Het beroep tegen de besluiten van 16 oktober 2006 en 16 maart 2007 is niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het beroep tegen het besluit van 7 juni 2007 ongegrond is verklaard.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 06/858 3 december 2008
5134 Regeling GLB-inkomenssteun
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. L.C. Commandeur, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 27 november 2006, bij het College binnengekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 16 oktober 2006.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen een besluit van 2 maart 2006, waarbij verweerder appellant akkerbouwsubsidie heeft toegekend voor het jaar 2005 op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun (hierna: de Regeling).
Bij besluit van 16 maart 2007 heeft verweerder de beslissing op het bezwaar van 16 oktober 2006 ingetrokken en opnieuw op het bezwaar van appellant beslist. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het beroep geacht mede te zijn gericht tegen dit nieuwe besluit.
Bij besluit van 7 juni 2007 heeft verweerder de herziene beslissing op het bezwaar van 16 maart 2007 ingetrokken en opnieuw op het bezwaar van appellant beslist. Het beroep wordt geacht ook mede tegen dit besluit te zijn gericht.
Appellant heeft bij brieven van respectievelijk 5 april 2007 en 22 augustus 2007 op de herziene beslissingen op het bezwaar gereageerd.
Bij brief van 4 oktober 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. Op 17 juli 2008 heeft verweerder desgevraagd nog een nadere schriftelijke toelichting gegeven.
Op 22 oktober 2008 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellant niet is verschenen en verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers luidt voorzover hier van belang:
" Artikel 101
Basisarealen
De areaalbetaling wordt vastgesteld per hectare en wordt naar regio gedifferentieerd.
De areaalbetaling wordt verleend voor een met akkerbouwgewassen ingezaaide oppervlakte of een overeenkomstig artikel 107 braakgelegde oppervlakte die niet groter is dan het totale aantal hectaren van het/de regionale basisareaal/basisarealen zoals vastgesteld in bijlage VI van Verordening (EG) nr. 2316/1999 van de Commissie, rekening houdend met de toepassing van Verordening (EG) nr. 1017/94.
(…)
Artikel 107
Braaklegging
1. In geval van toepassing van artikel 71 zijn landbouwers die de areaalbetaling aanvragen, verplicht een deel van het areaal van hun bedrijf tegen compensatie uit productie te nemen.
2. De braakleggingsverplichting wordt voor elke landbouwer die areaalbetalingen aanvraagt, vastgesteld als een proportioneel gedeelte van zijn areaal dat met akkerbouwgewassen is ingezaaid en waarvoor een aanvraag wordt ingediend en dat overeenkomstig dit hoofdstuk uit productie wordt genomen.
Het basispercentage van de braakleggingsverplichting wordt vastgesteld op 10% voor de verkoopseizoenen 2005/2006 en 2006/2007.
(…) "
Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 luidde voorzover en ten tijde hier van belang:
" Artikel 50
(...)
6. De maximumoppervlakte die in aanmerking komt voor de betalingen aan de landbouwers die de in titel IV, hoofdstuk 10, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde areaalbetaling voor akkerbouwgewassen hebben aangevraagd, wordt berekend op basis van de geconstateerde braakgelegde oppervlakte en verhoudingsgewijs voor elk betrokken gewas. (...)
Artikel 51
Kortingen en uitsluitingen bij een te hoge aangifte
1. Indien voor een gewasgroep de oppervlakte die is aangegeven met het oog op welke oppervlaktegebonden steunregelingen dan ook (…) groter is dan de overeenkomstig artikel 50, leden 3, 4 en 5, van de onderhavige verordening
geconstateerde oppervlakte, wordt de steun berekend op basis van de geconstateerde oppervlakte, verminderd met tweemaal het vastgestelde verschil indien dat verschil meer dan 3% van de geconstateerde oppervlakte of meer dan twee hectare, maar niet meer dan 20% van de geconstateerde oppervlakte bedraagt. (…) "
Artikel 66 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 luidt voorzover hier van belang:
" Uitsplitsing naar regio
1. De in titel II van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steunaanvraag wordt naar productieregio uitgesplitst in overeenstemming met het in artikel 103 van die verordening bedoelde regioplan.
2. Voor elke aanvraag voor areaalbetalingen in een bepaalde productieregio moet er een bijbehorende braakleggingsaangifte voor ten minste het benodigde aantal hectaren in diezelfde productieregio zijn.
3. De lidstaat mag volgens objectieve criteria van lid 2 afwijken.
4. In afwijking van lid 2 mag de verplichte braaklegging voor een ingediende aanvraag voor areaalbetalingen volledig of gedeeltelijk plaatsvinden:
a) (…)
b) in een andere productieregio, mits de braak te leggen oppervlakten liggen in productieregio's die grenzen aan die waar de beteelde oppervlakten liggen.
5. bij toepassing van de leden 3 en 4 moet de braak te leggen oppervlakte worden aangepast om rekening te houden met het verschil tussen de opbrengsten die worden gebruikt voor de berekening van de betaling voor braaklegging in de betrokken productieregio's. Toepassing van het onderhavige lid mag er echter niet toe leiden dat minder hectaren uit productie worden genomen om aan de braakleggingsverplichting te voldoen. "
Artikel 36 van de Regeling luidde voorzover en ten tijde hier van belang:
" 1. Een landbouwer neemt per productieregio een zodanige oppervlakte landbouwgrond, die bestaat uit percelen bouwland van tenminste 10 meter breed met elk een oppervlakte van tenminste 0,1 hectare, uit productie dat de desbetreffende oppervlakte ten minste 10% uitmaakt van de oppervlakte die wordt gevormd door de som van:
a. de totale oppervlakte van de percelen bouwland in de desbetreffende productieregio ingezaaid met akkerbouwgewassen waarvoor de landbouwer subsidie aanvraagt, en
b. de totale door de landbouwer voor de desbetreffende productieregio op grond van deze regeling uit productie genomen oppervlakte aan percelen.
2. In afwijking van het eerste lid is het de landbouwer toegestaan grond uit productie te nemen in de andere productieregio dan die waarin de akkerbouwgewassen worden ingezaaid, mits de braak te leggen oppervlakte wordt aangepast om rekening te houden met de opbrengstverschillen tussen de productieregio's.
(…) "
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellant heeft met het op 18 mei 2005 door verweerder ontvangen formulier "Gecombineerde opgave 2005" akkerbouwsubsidie op grond van de Regeling aangevraagd. In het bij de opgave behorende overzicht gewaspercelen heeft hij onder meer het maïsperceel 2 met een oppervlakte van 1.90 ha en het in productieregio 2 gelegen braakperceel 1 met een oppervlakte van 2.05 ha opgegeven.
- Op 7 november 2005 heeft er een fysieke controle plaatsgevonden door de AID, waarbij volgens het hiervan opgemaakte rapport perceel 2 is gemeten op 1.39 ha.
- Bij besluit van 2 maart 2006 heeft verweerder de akkerbouwsubsidie van appellant vastgesteld op € 4959,48.
- Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 11 april 2006 bezwaar gemaakt.
- Vervolgens heeft verweerder de bestreden besluiten genomen.
3. De bestreden besluiten
Bij het besluit van 16 oktober 2006, zoals uiteindelijk herzien bij besluit 7 juni 2007, heeft verweerder appellants bezwaar alsnog gedeeltelijk gegrond verklaard, het subsidiebedrag verhoogd met € 709,27 en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard. Hiertoe is het volgende overwogen:
" Wat betreft de maïspremie merk ik als eerste het volgende op
Voor het perceel met volgnummer 2 heeft u een subsidie aangevraagd voor 1,90 hectare. (…) Op grond van het door u overgelegde meetrapport zal de geconstateerde oppervlakte van het perceel met volgnummer 2 worden gewijzigd in 1,49 hectare. Dit betekent het volgende.
U heeft een subsidie aangevraagd voor 2,90 hectare maïs, terwijl Dienst Regelingen niet meer dan 2,49 hectare maïs heeft geconstateerd. Het verschil tussen beide is 0,41 hectare. Uitgedrukt als percentage van de geconstateerde oppervlakte is dit 16,47%. Als het verschil tussen de aangevraagde en geconstateerde oppervlakte groter is dan 3% en kleiner is dan 20% van de geconstateerde oppervlakte, wordt op grond van het eerste lid van artikel 51 van Verordening (EG) nr. 796/2004 de geconstateerde oppervlakte uitbetaald verminderd met twee keer het vastgestelde verschil.
(…)
Vervolgens deel ik u over de braakverplichting het volgende mee.
Ingevolge artikel 36, eerste lid, van de Regeling (zie ook artikel 107 van Verordening (EG) nr. 1782/2003) bent u verplicht een bepaalde hoeveelheid akkerland uit productie te nemen indien u per jaar een normproductie van meer dan 92 ton realiseert. Deze verplichting geldt voor beide productieregio's. De uit productie genomen grond moet ten minste 10% uitmaken van de som van de oppervlakte van de percelen waarvoor u een akkerbouwsubsidie aanvraagt en de percelen die u uit productie neemt.
(…)
Aangezien Dienst Regelingen 19,45 hectare aan akkerbouwgewassen heeft geconstateerd en u deze percelen voor een subsidie in aanmerking heeft gebracht, heeft u een oppervlakte waarmee u gemiddeld een opbrengst van 92 ton of meer produceert in productieregio 1. U heeft zich daarom verplicht om in de betreffende productieregio minimaal 10% van de totale oppervlakte waarvoor u subsidie heeft aangevraagd uit productie te nemen. In uw geval betekent dit dat u in productieregio 1 minimaal 2,16 hectare (= 19,45 hectare x 10/90) braak moet leggen. (...)
De opgegeven en geconstateerde oppervlakte braak in regio 2 bedraagt 2,05 hectare. Aangezien uw oppervlakte braak in productieregio 2 is gelegen, terwijl de percelen met akkerbouwgewassen waarvoor u subsidie aanvraagt in productieregio 1 liggen, dient de braak van productieregio 2 naar regio 1 te worden overgeheveld. Dat gaat als volgt.
Het rendement van een braakperceel in productieregio 2 (4,92 ton per hectare) is lager dan in regio 1 (7,08 ton per hectare). De braakverplichting in regio 1 van 2,16 hectare is gebaseerd op een rendement van 7,08 ton per hectare. Dit is vergelijkbaar met 3,10.99 hectare (= 2,16.11 hectare x 7,08/4,92) in productieregio 2. U had derhalve 3,10.99 hectare braak moeten leggen in productieregio 2 om te voldoen aan de braakverplichting van 2,16 hectare in productieregio 1. Het verschil tussen wat u had moeten braak leggen en wat u heeft braak gelegd in productieregio 2 is 1,05.99 hectare. Omgerekend naar het rendement van productieregio 1 is dit 0,73.65 hectare (1,05.99 x 4,92/7,08). Na overheveling van uw braakoppervlakte in productieregio 2 naar productieregio 1 komt u dus nog 0,73.65 hectare braak te kort om aan de braakverplichting te voldoen. (...) Het percentage braak op basis waarvan wordt uitbetaald bedraagt 65,92% (1,42.46/2,16.11 x 100%). Hierdoor krijgt u in de gewasgroep maïs subsidie voor 1,64.14 hectare (2,49 hectare x 0,65.92), in de gewasgroep overige gewassen 11,18 hectare (16,96 hectare x 0,65.92) en in de gewasgroep braak 2,05 hectare. (...) "
4. Het standpunt van appellant
Appellant stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van een braakverplichting van 2.15 ha in regio 1. Hij voert hiertoe het volgende aan.
In de eerste plaats heeft verweerder ten onrechte consequenties verbonden aan het feit dat de braak heeft plaatsgevonden in regio 2 in plaats van regio 1. Nu er bij braak geen rendement wordt behaald, doet het er niet toe of de braak in regio 1 of regio 2 plaatsvindt. In de Regeling wordt voorts niet aangegeven dat bij een verplaatsing van de braaklegging van regio 1 naar regio 2 ook de berekening van de braak te leggen oppervlakte aangepast dient te worden aan de berekening die geldt voor regio 2.
In de tweede plaats dient verweerder de braakverplichting van 10% uitsluitend te berekenen over de aangevraagde oppervlakte maïs en overige gewassen van 19.35 ha, dus exclusief de oppervlakte braak. Dit resulteert in een braakverplichting van 1.935 ha. Dat verweerder de braakverplichting heeft berekend inclusief de oppervlakte braak, is derhalve onjuist.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Verweerder heeft bij het besluit van 16 maart 2007 het besluit van 16 oktober 2006 ingetrokken en bij het besluit van 7 juni 2007 het besluit van 16 maart 2007 ingetrokken. Gesteld noch gebleken is dat appellant nog belang heeft bij een beoordeling van het beroep tegen de ingetrokken besluiten. Het beroep, voorzover gericht tegen de besluiten van
16 oktober 2006 en 16 maart 2007, dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5.2 Het College oordeelt vervolgens over het beroep tegen de herziene beslissing op het bezwaar van 16 maart 2007.
5.3 Ingevolge artikel 66, vierde lid, aanhef en onder b, van Verordening (EG) nr. 1973/2004 mag de verplichte braaklegging voor een ingediende aanvraag voor areaalbetalingen volledig of gedeeltelijk plaatsvinden in een andere productieregio, mits de braak te leggen oppervlakten liggen in productieregio's die grenzen aan die waar de beteelde oppervlakten liggen. In dat geval dient op grond van het vijfde lid van genoemd artikel de braak te leggen oppervlakte te worden aangepast om rekening te houden met het verschil tussen de opbrengsten die worden gebruikt voor de berekening van de betaling voor braaklegging in de betrokken productieregio's. Artikel 36, tweede lid, van de Regeling bevat een vergelijkbare bepaling.
In het geval van appellant heeft de braaklegging plaatsgevonden in regio 2, terwijl de voor areaalbetalingen opgegeven percelen in regio 1 liggen. Dit brengt mee dat verweerder ingevolge artikel 66, vijfde lid, van Verordening (EG) nr. 1973/2004 en artikel 36, tweede lid, van de Regeling verplicht was bij de berekening van het braak te leggen areaal het verschil in rendement tussen beide productieregio's te betrekken. Appellants grief ter zake slaagt derhalve niet.
5.4 Ingevolge artikel 107 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 dient de braakverplichting van 10% te worden berekend over de totale voor subsidie aangemelde oppervlakte, derhalve inclusief het areaal dat uit productie wordt genomen. Dit brengt mee dat de stelling van appellant dat de braakverplichting van 10% uitsluitend dient te worden berekend over de geconstateerde oppervlakte akkerbouwgewassen van 19.35 ha, niet kan slagen. Verweerder heeft de braakverplichting van appellant terecht berekend op 2.16 ha.
5.5 De conclusie is dat het beroep, voorzover gericht tegen het besluit van 16 maart 2007, ongegrond dient te worden verklaard.
5.6 Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling, nu de herziene beslissing op het bezwaar is genomen aan de hand van een eerst in beroep betrokken stelling en overgelegd meetrapport inzake perceel 2.
6. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep, voorzover gericht tegen de besluiten van 16 oktober 2006 en 16 maart 2007, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voorzover gericht tegen het besluit van 7 juni 2007, ongegrond.
Aldus gewezen door mr. E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van mr. C.M. Leliveld als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 3 december 2008.
w.g. E.J.M. Heijs w.g. C.M. Leliveld