ECLI:NL:CBB:2008:BG4132
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- W.E. Doolaard
- F. Stuurop
- H.O. Kerkmeester
- Rechtspraak.nl
Toekenning van toeslagrechten uit de nationale reserve in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006
In deze zaak heeft de Maatschap A en B, appellante, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder, inzake de toekenning van toeslagrechten uit de nationale reserve op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. Appellante had eerder een aanvraag ingediend voor toeslagrechten, maar deze was afgewezen omdat de investeringen in stalcapaciteit niet leidden tot een toename van de rechtstreekse betalingen. De procedure begon met een beroep dat op 24 mei 2007 werd ingediend tegen een besluit van 1 mei 2007, waarin verweerder het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 22 augustus 2006 had afgewezen. Tijdens de zitting op 18 augustus 2008 werd de zaak behandeld, waarbij appellante werd bijgestaan door haar gemachtigde.
De kern van het geschil draait om de vraag of appellante recht heeft op toeslagrechten uit de nationale reserve, gebaseerd op investeringen die zij heeft gedaan in stalcapaciteit. De regelgeving vereist dat de aanvrager als gevolg van de investering in het effectjaar over meer productiecapaciteit beschikt en op basis daarvan meer rechtstreekse betalingen heeft ontvangen. Het College heeft vastgesteld dat appellante in het effectjaar 2004 geen hogere betalingen heeft ontvangen dan in de referentieperiode, wat betekent dat zij niet in aanmerking komt voor de gevraagde toeslagrechten.
Appellante betoogde dat de extra ontvangen premie ten gevolge van investeringen op sectorniveau had moeten worden berekend, en dat de maïspremie die zij in 2004 ontving, ook in de berekening moest worden meegenomen. Het College oordeelde echter dat de investeringen uitsluitend betrekking hadden op de rundveetak van het bedrijf en dat de productie van maïs niet als een direct gevolg van de investeringen kon worden aangemerkt. Het College concludeerde dat de Minister de toewijzing van toeslagrechten terecht had geweigerd, en verklaarde het beroep ongegrond.