6. De beoordeling van het geschil
6.1 Tele2 heeft aangevoerd dat OPTA ten onrechte heeft beslist dat de ombouwkosten voor het geschikt maken van lokale centrales om te kunnen interconnecteren dienen te worden toegerekend aan de verzoeker om lokale interconnectie in plaats van aan KPN, die die kosten in de ogen van Tele2 heeft veroorzaakt door een verouderd netwerk te exploiteren dat ongeschikt is voor lokale interconnectie.
6.1.1 Naar het oordeel van het College heeft OPTA zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat uit de dicta van de marktanalyses gespreksopbouw en gespreksafgifte en uit artikel 6a.17 Tw voor KPN alleen de verplichting voortvloeit om te voldoen aan redelijke verzoeken om (directe) lokale interconnectie tegen kostengeoriënteerde tarieven. Noch uit die marktanalyses, noch overigens uit de Tw, kan een verplichting worden afgeleid dat KPN een zogeheten state of the art-netwerk dient te exploiteren, zoals destijds, na het openen van de telecommunicatiemarkten, ingevolge artikel 2.1 Besluit algemene richtlijnen telecommunicatie het geval was en welke verplichting heeft geleid tot de beslissing van OPTA in het Enertel/KPN-geschilbesluit van 17 december 1997. Gelet hierop, heeft OPTA zich terecht op het standpunt gesteld dat – buiten het kader van een daartoe strekkend redelijk verzoek om toegang – geen grondslag kan worden aangewezen KPN verplicht te achten haar lokale centrales om te bouwen teneinde ze geschikt te maken voor lokale interconnectie. Het beroep van Tele2 is in zoverre ongegrond.
6.2 Tele2 heeft in beroep voorts gesteld dat OPTA ten onrechte niet de efficiëntie, redelijkheid en noodzakelijkheid van de eenmalige ombouwkosten heeft onderzocht en gemotiveerd.
6.2.1 De kosten voor lokale interconnectie die in het bestreden besluit aan de orde komen betreffen, kort gezegd, (-) periodieke poortkosten, (-) eenmalige kosten voor koppelkabels, (-) eenmalige kosten voor het ombouwen van de lokale centrales en (-) projectkosten, bestaande uit projectkosten uit de periode 1998-2001 en nog te maken projectkosten. Voor de periodieke poortkosten heeft OPTA verwezen naar het WPC-besluit, waarin het periodieke poorttarief is vastgesteld. De kosten voor de koppelkabels heeft OPTA onderbouwd door te verwijzen naar haar besluit van 5 september 2003, kenmerk OPTA/IBT/2003/203050 (houdende de niet-goedkeuring van kostentoerekeningssystemen ter bepaling van de door KPN Telecom B.V. voor haar collocatiediensten te hanteren kostengeoriënteerde tarieven voor de periode 1 juli 2003 tot 1 juli 2004) en door erop te wijzen dat de door Tele2 bedoelde koppelkabel een wezenlijk ander product is dan de koppelkabel waarvan in het bestreden besluit wordt uitgegaan. De eenmalige kosten voor het ombouwen van lokale centrales zijn door KPN geprognosticeerd en opgevoerd in een EDC-rapportage genaamd Annex 26, die door OPTA in het kader van het bestreden besluit is beoordeeld en – uiteindelijk – goedgekeurd. Onderdeel van de in Annex 26 opgenomen kosten zijn de werkzaamheden van externe leveranciers, waaronder het aanpassen van de groupswitch valt. Die kosten zijn gebaseerd op de offertes van de externe leveranciers en de aansluiting van die offertes met de door KPN opgegeven ombouwkosten is gegarandeerd door een controle door de accountant. In Annex 26 zijn voorts de projectkosten in een meerjarenvenster opgenomen.
6.2.2 Ten aanzien van de efficiëntie van de ombouwkosten heeft OPTA aangevoerd dat door middel van de CEA is voorzien in een objectieve maatstaf aan de hand waarvan de kosten van KPN op efficiëntie kunnen worden beoordeeld en dat derhalve geen aanleiding bestaat tot het door een deskundige laten beoordelen van de efficiëntie van specifieke kosten van KPN. Hierbij is volgens OPTA van belang dat een aanzienlijk deel van die kosten bestaat uit de (verwachte) inkoopkosten van KPN die op basis van de offertes van externe leveranciers zijn vastgesteld.
Het College merkt op dat de CEA een toets is die dient ter vaststelling van de algemene efficiëntie van KPN en dat OPTA deze toets heeft laten uitvoeren teneinde te beoordelen of er bij de relevante tariefstelling een aanpassing dient plaats te vinden ter correctie van een eventuele inefficiëntie van KPN. De CEA leidde tot de conclusie dat KPN de vergelijking met de top 10% van naar efficiëntie gerangschikte US LECs kan doorstaan, waaruit volgt dat de efficiëntiecorrectie nul is en dat de tariefplafonds direct kunnen worden afgeleid uit de relevante EDC-kostprijzen.
Het voorgaande laat onverlet dat er zich omstandigheden kunnen voordoen waarin aanleiding moet worden gevonden onderzoek te verrichten naar eventuele inefficiënties op het niveau van de individuele dienst en het doorberekenen van die inefficiënties aan de afnemers. Van dergelijke omstandigheden is naar het oordeel van het College in het onderhavige geval niet gebleken. In het door Tele2 aangehaalde onderzoek van Stratix is aandacht besteed aan de mogelijkheid dat KPN kosten in rekening zou brengen die niet in lijn zijn met de marktsituatie. Genoemd onderzoek heeft echter geleid tot de conclusie dat dit niet het geval is, zodat een beroep op dit onderzoek Tele2 niet kan baten. Hiernaast heeft OPTA er op gewezen dat de door KPN geoffreerde tarieven zijn onderworpen aan een accountantscontrole en er derhalve geen grond is om aan te nemen dat deze tarieven niet aansluiten op de door KPN gemaakte inkoopkosten en overige daadwerkelijke kosten. De grief van Tele2 faalt in zoverre.
6.2.3 Het College begrijpt het betoog van Tele2, dat OPTA onvoldoende heeft onderzocht of de door KPN opgevoerde kosten noodzakelijk zijn, als zijnde gericht tegen de goedkeuring van de EDC-rapportage, Annex 26. In dit verband acht het College van belang dat Annex 26, voor wat betreft de meeste cijfers, alsmede de offertes van externe leveranciers die daaraan ten grondslag liggen, in hun geheel, voor Tele2 geanonimiseerd zijn geweest en alleen OPTA in staat is geweest om de opgevoerde kosten en offertes te beoordelen. Uit de stukken noch uit het bestreden besluit blijkt naar het oordeel van het College echter dat OPTA de offertes van de externe leveranciers inhoudelijk heeft beoordeeld wat betreft de noodzaak van de voorgestelde investeringen of de benodigde arbeidsuren. Dat de aansluiting van de offertes op Annex 26 is gecontroleerd door een accountant kan hieraan niet afdoen, nu daarmee geen inhoudelijke beoordeling wordt gegeven. Het ontbreken van een dergelijk onderzoek klemt in dit geval temeer daar de ombouwkosten – afgezien van de projectkosten – de belangrijkste kostenpost betreffen. Voorts is OPTA in het bestreden besluit nergens kenbaar ingegaan op het genoemde rapport van Stratix of het Beleidsvoornemen en de eventuele betekenis daarvan voor de beoordeling van Annex 26, terwijl die stukken destijds juist zijn opgesteld met het oog op de beoordeling van het aanbod voor lokale interconnectie van KPN en door Tele2 juist daarom vanaf het begin van de procedure onder de aandacht van OPTA zijn gebracht. Tot slot heeft OPTA ter motivering van de kosten van de koppelkabels gewezen op haar beoordeling van koppelkabels in bijlage 2 bij haar besluit van 5 september 2003. Daargelaten dat dit besluit is ingetrokken bij besluit van 30 juni 2004, blijkt uit die beoordeling niet in hoeverre onderscheid kan, en in redelijkheid wellicht zou moeten, worden gemaakt tussen benodigde capaciteit voor lokale dan wel regionale interconnectie en de daarmee samenhangende keuze voor één van beide kabels. De enkele stelling van OPTA in het verweerschrift, dat voor lokale en regionale interconnectie dezelfde coaxkabels worden gebruikt, acht het College in dit verband een onvoldoende motivering, nu met die stelling de noodzaak van het gebruik van dezelfde kabels niet nader is onderbouwd. Daarbij acht het College van belang dat geen ervaring bestaat met lokale interconnectie zodat niet op grond daarvan vast kan staan dat het noodzakelijk is dat dezelfde kabels worden gebruikt. Van de onder paragraaf 2.2 van Annex 26 genoemde, nog te maken projectkosten heeft het College in de stukken geen nadere specificatie aangetroffen, zodat niet aannemelijk is dat die kosten door OPTA op hun noodzakelijkheid zijn beoordeeld.
6.2.4 Voorts merkt het College op dat er in het Stratix-rapport op is gewezen dat het de vraag is in hoeverre de door KPN opgevoerde kosten redelijkerwijs bij marktpartijen in rekening moet worden gebracht. Met name wordt de vraag opgeroepen of sommige kosten niet deels aan andere oorzaken dan de wens tot lokale interconnectie zijn toe te schrijven of door KPN op andere wijze kunnen worden terugverdiend. Tele2 heeft er ook in zoverre terecht op gewezen dat OPTA onvoldoende is ingegaan op het Stratix-rapport en/of het Beleidsvoornemen.
6.2.5 Gelet op het voorgaande, is het College van oordeel dat het bestreden besluit wat betreft de redelijkheid en noodzakelijkheid van de ombouwkosten onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Het beroep van Tele2 is in zoverre gegrond.
6.3 Tele2 stelt zich in beroep op het standpunt dat OPTA ten onrechte heeft geoordeeld dat op AXE-centrales zich de mogelijkheid kan voordoen dat sprake is van voldoende poortcapaciteit, maar dat niettemin uitbreiding van de groupswitch noodzakelijk is, terwijl volgens Tele2 aan de ene zijde van de groupswitch de abonnees zitten en aan de andere zijde de hostpoorten. Daarnaast heeft OPTA volgens Tele2 ten onrechte de vaststelling van de centrales waar onvoldoende poortcapaciteit is aan KPN overgelaten.
6.3.1 OPTA heeft zich in het bestreden besluit en het verweerschrift op het standpunt gesteld dat KPN voldoende heeft gemotiveerd dat er situaties kunnen zijn met voldoende poortcapaciteit en onvoldoende capaciteit op de groupswitch. Daarbij heeft OPTA erop gewezen dat, indien Tele2 gelijk zou hebben, dit zal blijken uit de opgave van KPN van het aantal centrales waar uitbreiding van de poort- en/of groupswitchcapaciteit nodig is. Het College onderschrijft die conclusie van OPTA. Voorzover Tele2 vreest dat KPN onnodig centrales zal opvoeren waar uitbreiding van de groupswitch is vereist en daarmee onnodig de kosten voor lokale interconnectie zou opdrijven, zou dat naar het oordeel van het College in strijd zijn met de uit het bestreden besluit voortvloeiende verplichting om alleen redelijke en noodzakelijke ombouwkosten in rekening te brengen. Het College verwacht dat OPTA, als KPN op basis van dictumonderdeel iii van het bestreden besluit een opgave doet van de situatie in de verschillende centrales, de gevallen waarin KPN de poortcapaciteit wel, maar de groupswitch niet voldoende zou achten, kritisch zal bezien en zonodig zelf doen onderzoeken. Tele2 kan in zo'n geval eventueel dan OPTA verzoeken om de correcte naleving van het bestreden besluit bij KPN af te dwingen. Het beroep is in zoverre ongegrond.
6.4 Tele2 heeft verschillende gronden aangevoerd tegen de projectkosten die zijn gemoeid met de dienst lokale interconnectie en die zij eenmalig en voorafgaand dient te voldoen. KPN heeft op haar beurt gronden aangevoerd tegen de wijze waarop OPTA de in het meerjarenvenster opgevoerde projectkosten uit de periode 1998-2001 heeft bepaald.
6.4.1 Bij het bestreden besluit heeft OPTA beslist dat de door KPN in 1998-2001 gemaakte projectkosten voor lokale interconnectie gedeeltelijk mogen worden opgevoerd in een meerjarenvenster voor projectkosten in Annex 26, waarin eveneens de nog door KPN te maken projectkosten zijn opgenomen. Dit resulteert in een bedrag van € 4.936.000,-- aan projectkosten die door Tele2 moeten worden voldaan bij eerste bestelling. OPTA heeft gekozen voor eenmalige toerekening, omdat de verkeersminuten reeds zijn vastgelegd in het WPC-besluit. Had Tele2 de projectkosten in de verkeersminuten opgenomen willen zien, dan had zij volgens OPTA tegen het WPC-besluit beroep moeten instellen, maar dat heeft geen enkele aanbieder gedaan.
6.4.2 In paragraaf B.2.2 van Annex B bij de marktanalyses wordt over de kostentoerekening van het EDC-systeem uiteengezet dat eenmalige hoge kosten via meerjarenvensters over een periode van een aantal jaren in de kostprijzen en tarieven van de wholesalediensten worden verwerkt. Teneinde een meer gelijkmatig tariefpatroon te creëren, waardoor het gebruik van die dienst niet door eenmalige hoge tarieven wordt ontmoedigd, is het beter om de eenmalige hoge kosten over een aantal jaar te spreiden en gelijkmatig toe te rekenen aan de afzet in die periode, zo blijkt uit die paragraaf.
6.4.3 In het WPC-besluit van 27 september 2006 heeft OPTA de door KPN ingediende EDC-rapportages beoordeeld en de daaruit voortvoeiende tariefplafonds vastgesteld die zullen gelden gedurende de reguleringsperiode. In Annex A van het WPC-besluit heeft OPTA onder meer de tariefplafonds vastgesteld voor lokale en regionale terminating en originating diensten. Mede gelet op het vermelde in paragraaf B.2.2 van Annex B bij de marktanalysebesluiten en het in het WPC-besluit neergelegde uitgangspunt dat de kostprijs van een dienst wordt berekend door de totale kosten van een dienst te delen door het volume, is het College van oordeel dat de in Annex A van WPC-besluit vermelde tariefplafonds geacht moeten worden te zijn vastgesteld met medeneming van relevante aan de betreffende dienst toe te rekenen eenmalige en vaste kosten, zoals projectkosten. Gelet hierop, en anders dan OPTA in het verweerschrift stelt, mocht Tele2 er naar het oordeel van het College op vertrouwen dat eventueel nog niet goedgemaakte projectkosten uit de periode 1998-2001 voor lokale interconnectie bij de voorbereiding van het WPC-besluit zijn beoordeeld en door OPTA vastgelegd in Annex A. Gelet hierop, heeft OPTA die projectkosten niet in redelijkheid in de vorm van een eenmalig tarief voor lokale interconnectie in rekening kunnen laten brengen. Het beroep van Tele2 is in zoverre gegrond. In verband hiermee wordt aan de beroepsgronden van KPN ten aanzien van de berekening van de projectkosten uit het verleden niet meer toegekomen.
6.5 Tele2 heeft voorts, onder verwijzing naar de definitie van "toegang" in de Toegangsrichtlijn, voetnoot 99 van de marktanalyse gespreksopbouw en punt 97 van het bestreden besluit waar OPTA een vorm van administratieve levering oplegt voor de gevallen waarin KPN de redelijke ombouwtermijnen niet haalt, betoogd dat OPTA ten onrechte geen verplichting tot virtuele interconnectie heeft opgelegd. Tele2 heeft voorts ten aanzien van alle PRX-centrales – die niet kunnen worden omgebouwd voor lokale interconnectie – verzocht om virtuele interconnectie voor C(P)S-originating verkeer, omdat KPN zelf dat verkeer al direct naar de regionale centrales brengt.
6.5.1 Naar het oordeel van het College heeft OPTA zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat noch uit de marktanalyses gespreksopbouw en gespreksafgifte noch uit de Toegangsrichtlijn voortvoeit dat onder "toegang" ook de door Tele2 gewenste administratieve levering kan worden begrepen. Weliswaar wordt in artikel 2, aanhef en onder a, Toegangsrichtlijn onder meer vermeld "toegang tot virtuele netwerkdiensten", maar naar het oordeel van het College staat buiten twijfel dat daaronder niet anders kan worden begrepen dan toegang tot concrete diensten, terwijl het verzoek van Tele2 in feite inhoudt dat zij de dienst regionale interconnectie afneemt tegen het tarief van de dienst lokale interconnectie. Anders dan Tele2 betoogt, kan aan deze vaststelling niet afdoen dat OPTA in onderdeel ix van het dictum van het bestreden besluit heeft bepaald dat KPN lokale tarieven aan Tele2 in rekening moet brengen indien KPN de ombouwtermijnen niet haalt. Het voorgaande geldt eveneens voor C(P)S-originating verkeer van PRX-centrales. Ook daarvoor geldt immers, dat het verzoek van Tele2 neerkomt op een verzoek om het verlagen van de regionale tarieven en geen verzoek is om enigerlei vorm van concrete toegang. Het beroep van Tele2 kan op dit punt niet slagen.
6.6 Tele2 heeft in beroep voorts betoogd dat OPTA, met het oog op de All IP-plannen van KPN, ten onrechte niet heeft bepaald dat de verleende toegang gegarandeerd minimaal vijf jaar moet worden geleverd, zoals wel het geval is bij MDF-diensten.
6.6.1 OPTA heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het niet redelijk is KPN te verplichten tot het hanteren van een instandhoudingstermijn voor lokale interconnectie nu de plannen voor All IP – waarin de uitfasering van de lokale centrales is begrepen – in een vergevorderd stadium zijn en Tele2 daarvan ook op de hoogte was ten tijde van het verzoek om toegang. In zoverre is de situatie volgens OPTA dan ook niet vergelijkbaar met de situatie van de reeds verleende toegang ten behoeve van ontbundelde toegang tot het aansluitnet, omdat in die gevallen de aanbieders om toegang verzochten zonder dat er zicht was op mogelijke uitfaseringsplannen van KPN. Het College ziet, gelet op de in de marktanalyses neergelegde verplichting die uitsluitend ziet op redelijke verzoeken om toegang en nu Tele2 niet heeft weersproken dat zij ten tijde van het verzoek om toegang op de hoogte was van de uitfaseringsplannen van KPN, geen grond om het standpunt van OPTA, dat een instandhoudingstermijn van minimaal vijf jaar onder deze omstandigheden niet redelijk is jegens KPN, niet te onderschrijven. Het beroep van Tele2 is in zoverre ongegrond.
6.7 KPN heeft in beroep aangevoerd dat OPTA ten onrechte niet toestaat dat alle ombouwkosten van de AXE-centrales worden meegenomen. Onder verwijzing naar haar brief van 20 november 2007, het antwoord op herberekeningsverzoek 3, heeft KPN gesteld dat ook in de situatie van overcapaciteit op de groupswitch activiteiten moeten worden uitgevoerd op een centrale, waarvan de kosten volgens KPN volledig moeten kunnen worden doorbelast.
6.7.1 In het bestreden besluit heeft OPTA zich op het standpunt gesteld dat de kosten die moeten worden gemaakt om centrales met onvoldoende capaciteit om te bouwen moeten worden toegerekend aan die centrales, ook indien die kosten gemaakt zijn op centrales met overcapaciteit, waar de ontbrekende capaciteit vandaan moet komen. Het College ziet in hetgeen KPN heeft aangevoerd geen aanleiding om dat standpunt in strijd te achten met het door OPTA gehanteerde, en door KPN onderschreven, uitgangspunt van kostencausaliteit of fully allocated costs. OPTA heeft immers bepaald dat de kosten, veroorzaakt door ondercapaciteit vallen onder de ombouwkosten van centrales met ondercapaciteit. KPN heeft in dit verband niet weersproken dat de door haar in het beroepschrift bedoelde kosten worden veroorzaakt doordat op sommige AXE-centrales onvoldoende capaciteit op de groupswitch aanwezig is, hetgeen vooraf per centrale zal moeten worden onderzocht. Niet valt in te zien dat die onderzoekskosten niet ook dienen te worden toegerekend aan de omstandigheid dat sommige centrales moeten worden omgebouwd vanwege gebrek aan voldoende capaciteit om van het begin af aan lokaal te kunnen interconnecteren. KPN heeft erop gewezen dat de mogelijkheid bestaat dat zij de door haar in verband met een dergelijk onderzoek te maken kosten niet zal kunnen verhalen als geen lokale interconnectie op om te bouwen centrales zou worden afgenomen. Het College overweegt echter, dat KPN geacht mag worden over voldoende kennis over de voorzieningen op en mogelijkheden van haar eigen netwerk te beschikken. Een beslissing van OPTA die ertoe zou kunnen leiden dat KPN de in verband met het verwerven van nadere kennis omtrent haar eigen netwerk te maken kosten niet op een toegang vragende derde zou kunnen verhalen, kan dan ook niet op die grond onrechtmatig geacht worden. Gelet hierop, kan het beroep van KPN niet slagen.
6.8 De conclusie uit het voorgaande moet zijn dat de beroepen van Tele2 en KPN gegrond zijn. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 3:2 Awb onvoldoende zorgvuldig genomen en berust in strijd met artikel 3:46 Awb niet op een deugdelijke motivering. Het bestreden besluit komt derhalve voor vernietiging in aanmerking.
6.9 Het College acht termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 Awb. Op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.207,50, op basis van 2,5 punt tegen een waarde van € 322,-- per punt en vermenigvuldigd met een factor 1,5, omdat de zaak als zwaar dient te worden aangemerkt.