ECLI:NL:CBB:2008:BF8868

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
4 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/529 AWB 08/509
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit slachtpremie en proceskostenvergoeding in het kader van GLB-inkomenssteun

In deze zaak heeft appellante, een maatschap, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij haar bezwaar tegen het niet toekennen van slachtpremie over het jaar 2005 ongegrond werd verklaard. Het beroep is geregistreerd onder zaaknummer AWB 07/529. In een later besluit van 6 november 2007 heeft de Minister het eerdere besluit ingetrokken en alsnog slachtpremie over het jaar 2005 toegekend, evenals een vergoeding voor gemaakte kosten. Appellante heeft echter ook beroep ingesteld tegen een ander besluit, geregistreerd onder AWB 08/509, waarin haar slachtpremie over het jaar 2006 werd geweigerd.

Tijdens de zitting op 9 juli 2008 heeft appellante haar standpunten toegelicht, waarbij zij stelde dat de vergoedingen voor gemaakte kosten te laag waren. Het College heeft de beroepen beoordeeld en vastgesteld dat de vergoedingen voor de gemaakte kosten in de bezwaarprocedure niet correct waren vastgesteld. Het College oordeelde dat de zaak met betrekking tot de slachtpremie over 2005 gegrond was, terwijl het beroep over 2006 ongegrond werd verklaard.

De uitspraak van het College houdt in dat het besluit van 6 november 2007 gedeeltelijk wordt vernietigd en dat de vergoeding voor de kosten van het bezwaarschrift wordt vastgesteld op € 322,--. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de kosten die appellante heeft gemaakt in verband met het beroep, tot een totaalbedrag van € 603,16, inclusief een vergoeding voor het griffierecht van € 285,--. De uitspraak is gedaan door mr. E.J.M. Heijs, met mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, op 4 september 2008.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 07/529 en 08/509 4 september 2008
5134 Regeling GLB-inkomenssteun
Uitspraak in de zaak van:
Maatschap A en B, te C, appellante,
gemachtigde: A.D. Dommerholt RA, werkzaam bij Countus adviseurs en accountants b.v. te Enschede,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigden: mr. D. Özdemir en mr. M.A.G. van Leeuwen, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. Het procesverloop
Appellante heeft bij brief van 19 juli 2007 beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 28 juni 2007. Dit beroep is bij het College geregistreerd onder zaaknummer AWB 07/529. Bij het besluit van 28 juni 2007 heeft verweerder appellantes bezwaar tegen verweerders besluit van 23 februari 2007 om haar over het jaar 2005 geen slachtpremie toe te kennen, ongegrond verklaard.
Bij besluit van 6 november 2007 heeft verweerder het besluit van 28 juni 2007 ingetrokken, appellantes bezwaar tegen het besluit inzake de slachtpremie over het jaar 2005 alsnog gegrond verklaard, appellante slachtpremie over het jaar 2005 toegekend en haar € 161,-- toegekend ter vergoeding van de door haar in bezwaar gemaakte kosten
(1 punt ter waarde van € 322,-- voor het bezwaarschrift met wegingsfactor 0,5, licht gewicht). Verweerder heeft zich in het besluit van 6 november 2007 tevens bereid verklaard € 161,-- aan appellante te vergoeden voor haar beroepschrift.
Bij afzonderlijk besluit van 6 november 2007 heeft verweerder appellantes bezwaar tegen verweerders besluit van 15 juli 2007 om haar geen slachtpremie over het jaar 2006 toe te kennen gegrond verklaard, appellante alsnog slachtpremie over het jaar 2006 toegekend en haar voorts € 161,-- toegekend ter vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten
(1 punt ter waarde van € 322,-- voor het bezwaarschrift met wegingsfactor 0,5, licht gewicht). Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 28 november 2007 beroep ingesteld. Dit beroep is bij het College geregistreerd onder zaaknummer AWB 08/509.
Bij brief van 28 november 2007 heeft appellante desgevraagd in reactie op de besluiten van 6 november 2007 te kennen gegeven dat verweerder haar een hogere vergoeding voor de door haar gemaakte kosten had moeten toekennen.
Bij brief van 25 januari 2008 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 27 juni 2008 heeft appellante ter ondersteuning van haar beroep nadere stukken inzake de door haar gemaakte kosten overgelegd.
Op 9 juli 2008 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Daarbij zijn van de zijde van appellante A en B verschenen. Verweerder werd ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 De beroepen zijn beperkt tot de hoogte van de door verweerder in de besluiten van 6 november 2007 toegekende vergoeding voor de door appellante gemaakte kosten.
2.2 Het College stelt voorop dat het te vergoeden bedrag voor de door appellante gemaakte kosten moet worden vastgesteld aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) en de bijlage bij het Besluit. Artikel 2, derde lid, van het Besluit biedt weliswaar de mogelijkheid om hiervan in bijzondere omstandigheden af te wijken, maar van bijzondere omstandigheden is in het onderhavige geval geen sprake.
2.3 Voor de kosten die appellante in het kader van de bezwaarprocedure tegen het besluit over het jaar 2005 heeft gemaakt, komen alleen de kosten van het bezwaarschrift voor vergoeding in aanmerking.
Verweerder heeft de zaak in de herziene beslissing op het bezwaar van 6 november 2007 als licht gekwalificeerd. Het bezwaar is gericht tegen het besluit tot afwijzing van appellantes aanvraag om slachtpremie over het jaar 2005 op de grond dat appellante bij een fysieke controle op haar bedrijf door de AID geen bedrijfsregister kon tonen. In het aanvullend bezwaarschrift van 5 april 2007 is namens appellante ingegaan op de feiten ten tijde van de controle en zijn juridische stellingen betrokken (beroep op overmacht en strijd met het evenredigheidsbeginsel) teneinde alsnog slachtpremie te verkrijgen. Naar het oordeel van het College is er onvoldoende reden de onderhavige zaak als licht in plaats van gemiddeld te kwalificeren.
Het voorgaande brengt mee dat het beroep met zaaknummer AWB 07/529 gegrond is en het besluit van 6 november 2007 over het jaar 2005 gedeeltelijk dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 2, aanhef en onder a, van het Besluit.
Het College zal met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit en zal de kosten van het bezwaarschrift alsnog vaststellen op
€ 322,--.
2.4 In de beslissing op het bezwaar van 6 november 2007 over het jaar 2006 heeft verweerder de zaak eveneens als licht gekwalificeerd. Met die kwalificatie is het College het eens, omdat de weigering van de slachtpremie over het jaar 2006 op dezelfde feiten en regels steunt als de weigering van de slachtpremie over het jaar 2005 en appellante in haar bezwaarschrift over het jaar 2006 heeft kunnen verwijzen naar de argumenten in haar bezwaarschrift over het jaar 2005.
Het beroep met zaaknummer AWB 08/509 over het jaar 2006 dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
2.5 Het College acht ten slotte termen aanwezig om verweerder op de voet van het Besluit te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep met zaaknummer AWB 07/529 redelijkerwijs heeft moeten maken.
De kosten van rechtsbijstand worden vastgesteld op 322,-- (1 punt ter waarde van € 322,-- voor het beroepschrift met wegingsfactor 1, gemiddeld gewicht). Het College merkt daarbij op dat, voorzover verweerder overeenkomstig het besluit van 6 november 2007 over het jaar 2005 voor het beroepschrift van appellante reeds € 161,-- aan appellante heeft vergoed, een te betalen bedrag van € 161,-- resteert.
De reiskosten van appellante worden op basis van openbaar vervoer voor één persoon vastgesteld op € 41,16 (retour NS tweede klasse ad € 38,40 en twee maal drie strippen voor busvervoer ad € 2,76).
Ten slotte komt appellante in aanmerking voor verletkosten die, mede naar aanleiding van hetgeen A ter zitting over appellantes inkomsten per uur heeft verklaard, worden begroot op € 240,--.
3. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep met zaaknummer AWB 07/529 gegrond;
- vernietigt het besluit van 6 november 2007 over het jaar 2005, voorzover daarbij € 161,-- is toegekend voor de kosten van
appellantes bezwaarschrift;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit en stelt de hoogte van de
vergoeding voor de kosten van het bezwaarschrift vast op € 322,-- (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro);
- verklaart het beroep met zaaknummer AWB 08/509 ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep met zaaknummer AWB
07/529 heeft gemaakt tot een totaalbedrag van € 603,16 (zegge: zeshonderddrie euro en 16 cent), onder aanwijzing van de
Staat als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
- bepaalt dat de Staat aan appellante het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,-- (zegge:
tweehonderdvijfentachtig euro) voor het beroep met zaaknummer AWB 07/529 vergoedt.
Aldus gewezen door mr. E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 4 september 2008.
w.g. E.J.M. Heijs w.g. F.W. du Marchie Sarvaas