ECLI:NL:CBB:2008:BF1758
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- B. Verwayen
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- M. van Duuren
- Rechtspraak.nl
Weigering registratie van het diergeneesmiddel Alfamec 1% Pro Inj. voor runderen op basis van bio-equivalentie
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 10 september 2008 uitspraak gedaan in het geschil tussen Alfasan Nederland B.V. en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Alfasan Nederland B.V. had een aanvraag ingediend voor de registratie van het diergeneesmiddel Alfamec 1% Pro Inj. voor gebruik bij runderen. De aanvraag werd echter afgewezen door de Minister, omdat de bio-equivalentie met het reeds geregistreerde middel Ivomec 1% niet kon worden aangetoond. De Minister stelde dat de aanvrager niet voldeed aan de vereisten van de Diergeneesmiddelenwet, die onder andere vereisen dat een diergeneesmiddel veilig en effectief moet zijn.
De procedure begon met een beroep van Alfasan Nederland B.V. tegen het besluit van de Minister van 16 augustus 2006, waarin de bezwaren van de aanvrager tegen de weigering van de registratie ongegrond werden verklaard. Tijdens de zitting op 3 juli 2008 werd het standpunt van beide partijen toegelicht. Alfasan stelde dat de Minister ten onrechte de richtlijnen voor bio-equivalentie had geïnterpreteerd en dat de gehanteerde betrouwbaarheidsintervallen niet correct waren. De aanvrager betoogde dat de ruime veiligheidsmarge van ivermectine rechtvaardigde dat een breder betrouwbaarheidsinterval van 70-143% werd gehanteerd in plaats van de gebruikelijke 80-125%.
Het College oordeelde dat de Minister terecht had geoordeeld dat de aanvraag niet voldeed aan de vereisten voor registratie. De bio-equivalentiestudie die door Alfasan was overgelegd, toonde aan dat de kinetische parameters voor Alfamec 1% onder de ondergrens van 80% lagen, wat betekende dat er geen sprake was van bio-equivalentie. Het College concludeerde dat de Minister de registratie van Alfamec 1% voor runderen terecht had geweigerd, omdat niet was aangetoond dat het middel de gestelde werking bezat en geen gevaar opleverde voor de gezondheid van mens en dier.
De uitspraak van het College bevestigde de beslissing van de Minister en verklaarde het beroep van Alfasan Nederland B.V. ongegrond. De zaak benadrukt het belang van strikte naleving van de richtlijnen voor de registratie van diergeneesmiddelen en de noodzaak om voldoende klinische gegevens te overleggen ter ondersteuning van een registratieaanvraag.