7. De beoordeling van het geschil
7.1 Ten aanzien van het door OPTA ingestelde hoger beroep (zaak 06/931) overweegt het College het volgende.
7.1.1 Beide hoger beroepsgronden betreffen de grief van Tele2 dat OPTA ten onrechte heeft nagelaten de tarieven voor het geschikt maken van nummercentrales voor lokale interconnectie op kosten te beoordelen.
Volgens OPTA is de rechtbank ten onrechte voorbij gegaan aan haar stelling dat zij niet is gehouden elke denkbare vorm van interconnectie vooraf te reguleren en dat zij met name mocht afzien van het bepalen van de kosten voor het gereedmaken van lokale centrales voor interconnectie.
In zijn uitspraak van 6 april 2006, waarnaar door de rechtbank is gewezen, heeft het College geoordeeld dat ingevolge artikel 6.6, eerste lid, Tw (oud) en de destijds op haar rustende aanwijzing krachtens artikel 6.4, eerste lid, Tw (oud) KPN ervoor zorg moet dragen dat haar tarieven voor interconnectie op transparante wijze zijn bepaald en op kosten zijn georiënteerd. Ingevolge artikel 6.6, derde lid, Tw (oud) dient KPN ter uitvoering van het eerste lid een systeem voor de toerekening van de kosten voor interconnectie op te stellen, dat de goedkeuring van OPTA behoeft.
Lokale interconnectie en de bijbehorende voorziening van ombouw van nummercentrales is een interconnectiedienst. Als zodanig heeft OPTA KPN ook verplicht deze dienst in de RIA op te nemen en wordt de dienst ook door KPN zelf afgenomen. Als uitgangspunt heeft derhalve te gelden dat OPTA erop dient toe te zien dat het kostentoerekeningssysteem van KPN inzichtelijk maakt dat het tarief voor genoemde dienst op kosten is georiënteerd.
OPTA heeft haar beroepsgronden doen steunen op een betoog dat voor bedoelde dienst vanuit de markt geen belangstelling bestond. Het College wijst erop dat de tariefregulering van diensten niet afhankelijk is gesteld van een door OPTA te maken afweging tussen reguleringskosten en noodzaak tot regulering, maar rechtstreeks berust op een wettelijke bepaling. Dat OPTA zou mogen afzien van regulering zou slechts denkbaar zijn indien destijds ondubbelzinnig duidelijk was dat, voorzover thans van belang, Tele2 geen enkele belangstelling had voor deze dienst. Uit het feit dat uiteindelijk niet is gekozen voor meerjarige tariefregulering of dat Tele2 toen nog geen geschil aanhangig had gemaakt, kan echter niet zonder meer worden afgeleid dat Tele2 iedere belangstelling voor lokale interconnectie destijds had prijsgegeven.
Het voorgaande brengt mee dat beide hoger beroepsgronden niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
7.1.2 De conclusie moet luiden dat het hoger beroep van OPTA ongegrond is.
Nu in de zaak 06/931 de uitspraak van de rechtbank in stand wordt gelaten, dient ingevolge artikel 24, derde lid, Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie (hierna: Wbbo) griffierecht te worden geheven van OPTA.
7.2 Ten aanzien van het door Tele2 ingestelde hoger beroep (zaak 07/12) overweegt het College het volgende.
7.2.1 Bij de behandeling van het beroep is het onderzoek ter zitting gesloten. Het College is evenwel, gelet op het hierna volgende, tot de conclusie gekomen dat het onderzoek niet volledig is geweest en dat het onderzoek op grond van artikel 8:68 Awb juncto artikel 19 Wbbo dient te worden heropend.
De beoordeling van het geschil hangt mede af van een groot aantal feitelijke kwesties, die met name de vraag betreffen in hoeverre het feit dat de prognoses voor de omvang van kosten en volumes in de overgangsperiode niet of slechts gedeeltelijk zijn getoetst aan de daadwerkelijke gegevens uit het voorafgaande boekjaar, voor Tele2 nadelige gevolgen heeft gehad vanwege de door KPN voorgestelde tarieven. Partijen konden hieromtrent ter zitting slechts in beperkte mate informatie verschaffen. Het komt het College geraden voor Tele2 en OPTA in de gelegenheid te stellen aan de hand van de in paragraaf 7.2.2 geformuleerde vragen hun standpunten nader toe te lichten en de voor het doen van een uitspraak noodzakelijke gegevens alsnog aan het College te doen toekomen.
Voorts verwijst het College naar de brief van 6 juni 2008 waarbij Tele2 een aantal stukken heeft ingediend, waarvan integrale kennisname voor de beoordeling van het geschil door het College van belang wordt geacht. Het College verzoekt OPTA de volledige versie van de stukken, die door Tele2 zijn ingediend als bijlage 1 bij voornoemde brief, over te leggen aan het College. Tele2 heeft op voorhand toestemming gegeven voor beperkte kennisneming van deze stukken door het College.
7.2.2 Aan Tele2 te stellen vragen:
Vraag 1
Tele2 stelt dat ten onrechte en in strijd met artikel 6.6, vierde lid, Tw (oud) niet is voldaan aan de eis dat jaarlijks wordt gecontroleerd of in overeenstemming is gehandeld met het (goedgekeurde) kostentoerekeningssysteem (hoger beroepschrift punt 3 en pleitnota punt 35, bolletje 5, onder A).
. Kan Tele2 aangeven op welke wijze de in artikel 6.6, vierde lid, Tw (oud) neergelegde eis in het onderhavige geval had kunnen bijdragen aan de beantwoording van de door Tele2 in hoger beroep aan de orde gestelde vraag, namelijk of de door OPTA gehanteerde werkwijze en methode voor de overgangsperiode heeft geleid tot kostengeoriënteerde tarieven?